In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank op 12 december 2022 waarin verweerder was opgedragen om binnen acht weken opnieuw te beslissen. Eiser heeft geen beroepsschrift ingediend, maar stelt dat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak op basis van de beschikbare stukken kon worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij eerst een ingebrekestelling heeft gestuurd. In dit geval was het niet nodig om een ingebrekestelling te sturen, omdat de rechtbank al een termijn had gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing op schrift gesteld, waarbij de rechter mr. A. Skerka en griffier V.M. de Waard aanwezig waren.