ECLI:NL:RBDHA:2023:19318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.34253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser, geboren in 2000, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en het bestaan van een concreet aanknopingspunt voor een overdracht op basis van de Dublinverordening.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij meewerkte aan de overdracht en dat een lichter middel had moeten worden opgelegd, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel onrechtmatig was, maar kwam tot de conclusie dat dit niet het geval was. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34253
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2023 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Baddouri.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit is geboren op [geboortedatum] 2000.
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten
of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen de lichte gronden onder 4a, 4c en 4d heeft betwist. Ter zitting heeft verweerder de zware grond onder 3c laten vallen.
4. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden onder 3a, 3b en 3k feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft deze gronden niet betwist. Deze gronden zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De overige geschilpunten behoeven daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
5. Eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring, omdat eiser meewerkt aan de overdracht. Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat eiser bereikbaar is op een telefoonnummer en een verblijfsplaats heeft. Ook verdient eiser geld waardoor hij wel beschikt over middelen van bestaan.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel. Verweerder heeft daarbij mogen afwegen dat gezien de gronden en de motivering daarvan een lichter middel niet doeltreffend zal zijn, omdat dit niet tot het vertrek van eiser zal leiden. Daarbij komt dat uit de beschikking van 12 juni 2023 blijkt dat eiser op of omstreeks 20 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Daaruit volgt al dat eiser zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
7. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is,1 niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
Beslissing De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.