ECLI:NL:RBDHA:2023:19315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/09/645223 / FA RK 23-2308
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderschapsplan ten aanzien van zorgregeling en alimentatie

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 december 2023, is een verzoek tot wijziging van het ouderschapsplan behandeld. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.V. de Jong, heeft op 28 maart 2023 een verzoek ingediend om de zorgregeling en de kinderalimentatie voor hun minderjarige dochter [minderjarige01] te wijzigen. De vader, vertegenwoordigd door mr. B.S. van Haeften, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en zelfstandige verzoeken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de pleitnotities van beide partijen tijdens de zitting op 3 november 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk gezag uitoefenen over hun dochter, die op [geboortedatum01] 2015 is geboren. In het ouderschapsplan van 18 mei 2022 was een zorgregeling en een alimentatie van € 219,- per maand voor de vader vastgesteld. De moeder verzocht om de alimentatie te verhogen en de zorgregeling te wijzigen, terwijl de vader verzocht om de alimentatie te verlagen vanwege een daling van zijn inkomen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder gedeeltelijk toegewezen en de zorgregeling aangepast. De alimentatie is voor de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 op nihil vastgesteld, en voor de periode daarna op € 106,- per maand. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2308
Zaaknummer: C/09/645223
Datum beschikking: 1 december 2023

Zorgregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 28 maart 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S.V. de Jong te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift van de zijde van de moeder, ingekomen op 28 maart 2023;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de zijde van de vader, ingekomen op 25 mei 2023;
  • het bericht van 23 oktober 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • de brief van 24 oktober 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het bericht van 31 oktober 2023, met bijlage, van de zijde van de vader.
Op 3 november 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat en de vader met zijn advocaat. Van de zijde van de moeder en de vader zijn pleitnotities overgelegd en deels voorgedragen.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] uit.
- [minderjarige01] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Op 18 mei 2022 hebben partijen een ouderschapsplan ondertekend. In het ouderschapsplan is onder meer een zorgregeling opgenomen. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de vader met ingang van 1 april 2022 en zolang [minderjarige01] minderjarig is en bij de moeder woont een alimentatie voor [minderjarige01] aan de moeder zal betalen van
€ 219,- per maand, welke alimentatie zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2023.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • het door partijen op 18 mei 2022 ondertekende ouderschapsplan te hechten aan de af te geven beschikking en de inhoud daarvan over te nemen c.q. te bekrachtigen;
  • ter aanvulling c.q. verduidelijking van de afspraken in het ouderschapsplan het volgende vast te leggen:
a. er geldt voor [minderjarige01] een zorgregeling inhoudende dat zij bij de vader c.q. de moeder verblijft:
oneven week: vanaf maandag voor school (aansluitend op zondag) tot woensdag naar de buitenschoolse activiteit van [minderjarige01] bij de vader (of wanneer er geen buitenschoolse activiteit is tot 17.00 uur waarna ze naar de moeder wordt gebracht), vervolgens woensdag uit de activiteit van [minderjarige01] (of wanneer er geen activiteit is om 17.00 uur als ze is gebracht) tot en met zondag bij de moeder;
even week: vanaf maandag voor school (aansluitend op zondag) bij de moeder en vanaf maandag uit school tot woensdag naar school bij de vader, vervolgens woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder en tot slot vanaf vrijdag uit school tot en met zondag bij de vader;
b. schoolvakanties vangen aan op de laatste schooldag voorafgaand aan de vakantie of wanneer de vrijdag voor de start van een vakantie een vrije dag is om 10.00 uur, waarbij de ouder die [minderjarige01] de betreffende vakantie dan wel het eerste deel van de vakantie bij zich heeft, haar van school haalt, of dat [minderjarige01] gebracht wordt om 10.00 uur en haar bij het einde van de vakantie op maandag naar school c.q. de andere ouder brengt, waarbij het wisselmoment bij vakanties langer dan één week op maandag om 10.00 uur is;
c. de reguliere zorgregeling loopt gedurende schoolvakanties door in die zin dat de oneven/even weken verdeling van de zorg voor [minderjarige01] na een vakantie wordt hervat c.q. gevolgd conform het betreffende weeknummer;
d. indien en voor zover er sprake is van een vrije dag c.q. studiedag c.q. andere bijzondere dag waarop [minderjarige01] vrij is van school, volgt deze dag de reguliere zorgregeling dan wel wordt [minderjarige01] om 10.00 uur naar de andere ouder gebracht zodat het volgens de reguliere zorgregeling doorloopt, ook als deze dag aansluitend aan een vakantie volgt;
e. de verdeling van de kerstdagen houdt in dat voor zover een ouder een betreffende kerstdag [minderjarige01] bij zich heeft dit betekent dat de kerstdag aanvangt om 10.00 uur op de betreffende dag en eindigt om 10.00 uur de volgende dag (de ouder die [minderjarige01] bij zich heeft, brengt haar naar de andere ouder toe). Voor de overige dagen van de kerstvakantie wordt de vakantieverdeling van dat jaar gevolgd;
f. indien en voor zover [minderjarige01] op Vaderdag c.q. Moederdag volgens de reguliere zorgregeling
nietverblijft bij de ouder wiens feestdag het betreft, dan zal zij door de ouder waar zij verblijft om 10.00 uur naar de andere ouder wiens feestdag het is worden gebracht. De betreffende ouder brengt [minderjarige01] de volgende dag naar school toe c.q. wanneer het een vrije dag betreft brengt de moeder naar de vader waarna de reguliere zorgregeling wordt gevolgd;
g. in geval van een jaar met 53 weken loopt de reguliere zorgregeling met even/oneven weken door;
- te bepalen dat de vader gehouden is om met ingang van primair 1 april 2022, subsidiair
1 januari 2023 en meer subsidiair de datum van indiening van het verzoekschrift, bij vooruitbetaling aan de moeder te betalen een bedrag aan kinderalimentatie voor [minderjarige01] van € 219,- per maand, waarbij geldt dat de wettelijke indexatie als bedoeld in artikel 1:402a BW met ingang van 1 januari 2023 dient te worden toegepast,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig:
- te bepalen dat de zorgregeling wordt gewijzigd, in die zin dat [minderjarige01] op de volgende momenten bij de moeder dan wel de vader zal zijn:

oneven weken:
maandag: vader brengt [minderjarige01] naar school, [minderjarige01] is de gehele dag bij vader;
dinsdag: [minderjarige01] is de gehele dag bij vader;
woensdag: vader brengt [minderjarige01] naar school, moeder haalt [minderjarige01] op van school en [minderjarige01] slaapt bij moeder;
donderdag: [minderjarige01] is de gehele dag bij de moeder;
vrijdag tot en met zondag: [minderjarige01] is het gehele weekend bij moeder;
even weken:
maandag: moeder brengt [minderjarige01] naar school, vader haalt [minderjarige01] op van school, [minderjarige01] slaapt bij vader;
dinsdag: [minderjarige01] is de gehele dag bij vader;
woensdag: vader brengt [minderjarige01] naar school, moeder haalt [minderjarige01] op van school en [minderjarige01] slaapt bij moeder;
donderdag: [minderjarige01] is de gehele dag bij de moeder;
vrijdag tot en met zondag: moeder brengt [minderjarige01] naar school, vader haalt [minderjarige01] op van school en [minderjarige01] is het gehelde weekend bij vader;
 de schoolvakanties vangen altijd aan op de laatste schooldag voorafgaand aan de vakantie, waarbij de ouder die [minderjarige01] het eerste deel van de vakantie bij zich heeft haar van school haalt. Het einde van de vakantie vindt plaats op de eerste schooldag na afloop van de vakantie en de ouder die [minderjarige01] het laatste deel van de vakantie bij zich heeft, brengt haar weer naar school;
 de studiedagen en vrije dagen worden in onderling overleg verdeeld, dit omdat de vader standaard moet werken op een studiedag;
- te bepalen dat met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift van de moeder c.q. de datum van indiening van het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de vader de kinderalimentatie op nihil, dan wel een lager bedrag dan € 219,- per maand wordt bepaald,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Opname ouderschapsplan
Op 18 mei 2022 hebben partijen een ouderschapsplan ondertekend. De rechtbank zal conform het verzoek van de moeder het ouderschapsplan opnemen in de beschikking en de daarin gemaakte afspraak ten aanzien van de kinderalimentatie overnemen in het dictum.
In de loop van de tijd zijn partijen tegen een aantal praktische problemen aangelopen bij de uitvoering van de in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling. Daarnaast is er onenigheid ontstaan over de hoogte van de kinderalimentatie. Op voorstel van de vader hebben partijen zich tot een mediator gewend om over de kinderalimentatie te overleggen, maar dit traject is mislukt. Hoewel partijen elkaar respecteren als ouders, is de moeder op dit moment niet in staat om opnieuw met de vader in overleg te gaan en te werken aan een verbetering van de onderlinge communicatie. De rechtbank zal daarom
in het hiernavolgende een beslissing nemen op de verzoeken van partijen om het ouderschapsplan op bepaalde punten aan te passen dan wel aan te vullen.
Zorgregeling
De moeder heeft verzocht enkele aanpassingen c.q. verduidelijkingen vast te leggen met betrekking tot de in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling. De vader stemt in met het door de moeder onder sub c, e, f en g verzochte, zodat de verzoeken van de moeder in zoverre kunnen worden toegewezen. De vader is het niet eens met het door de moeder onder sub a, b en d verzochte en heeft ten aanzien van deze onderwerpen zelfstandige verzoeken gedaan.
Verzoek sub a moeder
In hun ouderschapsplan zijn partijen de volgende regeling overeengekomen:
- oneven weken: [minderjarige01] verblijft (aansluitend op zondag) van maandagochtend tot woensdag naar haar activiteit bij vader en van woensdag na haar activiteit tot maandagochtend naar school bij moeder;
- even weken: [minderjarige01] verblijft van maandag na school tot woensdag naar school bij vader, van woensdag na school tot vrijdag naar school bij moeder en van vrijdag na school tot en met zondag bij vader.
Gebleken is dat [minderjarige01] ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan op woensdagmiddag naar ballet ging van ongeveer 14.30 uur tot 15.15 uur. Conform het ouderschapsplan haalde de vader [minderjarige01] één keer in de twee weken op woensdag uit school en bracht hij haar naar ballet, alwaar de moeder [minderjarige01] na afloop ophaalde. Op een gegeven moment heeft de moeder [minderjarige01] van ballet afgehaald. Sindsdien brengt de vader [minderjarige01] op woensdagmiddag om 17.00 uur terug bij de moeder.
De moeder verzoekt de regeling zoals die nu feitelijk wordt uitgevoerd vast te leggen (dus met het wisselmoment in de oneven weken op woensdag om 17.00 uur). De vader werkt sinds kort als leerkracht op een basisschool en wordt geacht op woensdagmiddag op school te zijn. Hij verzoekt daarom te bepalen dat [minderjarige01] voortaan altijd op woensdagmiddag bij de moeder is.
De rechtbank zal de in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling wijzigen op de door de vader verzochte wijze. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden in hoeverre de moeder op woensdagmiddag werkt. Vaststaat dat de vader in ieder geval wel werkt op woensdagmiddag. Uit de door de moeder overgelegde stukken blijkt dat zij in augustus 2023 bij de kinderopvangorganisatie heeft nagevraagd of er per september of oktober 2023 op woensdagmiddag plek is bij de bso voor [minderjarige01] . Hieruit lijkt te volgen dat de moeder [minderjarige01] in ieder geval tot voor kort één keer in de twee weken op woensdag uit school haalde. Als de moeder net als de vader [minderjarige01] op woensdagmiddag niet zelf uit school kan halen vanwege haar werk, zal [minderjarige01] op woensdag naar de bso moeten. Het is dan logisch dat de moeder [minderjarige01] bij de bso ophaalt in plaats van dat de vader [minderjarige01] bij de bso ophaalt en direct daarna bij de moeder thuisbrengt.
Verzoek sub b moeder
In hun ouderschapsplan zijn partijen het volgende overeengekomen:

“Vakanties

Tijdens de vakanties langer dan één week, vinden wisselmomenten plaats op maandagochtend om 10.00 uur. Vakanties starten op de laatste schooldag voor de vakantie. De ouder die [minderjarige01] in de vakantie bij zich heeft haalt haar op die dag op van school en brengt haar, in het geval van een vakantie van één week, de maandag na de vakantie weer naar school.

Feestdagen

De reguliere zorgregeling loopt door tijdens de feestdagen”
De moeder verzoekt te bepalen dat schoolvakanties aanvangen op de laatste schooldag voorafgaand aan de vakantie of wanneer de vrijdag voor de start van een vakantie een vrije dag is op vrijdag om 10.00 uur, waarbij de ouder die [minderjarige01] de betreffende vakantie dan wel het eerste deel van de vakantie bij zich heeft, haar van school haalt, of dat [minderjarige01] gebracht wordt om 10.00 uur en haar bij het einde van de vakantie op maandag naar school c.q. de andere ouder brengt, waarbij het wisselmoment bij vakanties langer dan één week op maandag om 10.00 uur is.
De vader verzoekt te bepalen dat de schoolvakanties altijd aanvangen op de laatste schooldag voorafgaand aan de vakantie, waarbij de ouder die [minderjarige01] het eerste deel van de vakantie bij zich heeft haar van school haalt. Het einde van de vakantie vindt plaats op de eerste schooldag na afloop van de vakantie en de ouder die [minderjarige01] het laatste deel van de vakantie bij zich heeft, brengt haar weer naar school.
Naar de rechtbank begrijpt hebben de verzoeken van partijen betrekking op de situatie dat de vrijdag vóór een vakantie of de maandag na een vakantie een vrije dag is (feestdag, studiedag of andere vrije dag van school) en dat dit uitsluitend betrekking heeft op vakanties van een week of langer. De rechtbank zal bepalen dat in het geval een dergelijke vakantie wordt voorafgegaan door een feestdag op vrijdag of wordt afgesloten met een feestdag op maandag, de vakantie begint/eindigt op de laatste/eerste schooldag. In dat geval wordt dus afgeweken van de bepaling dat de reguliere zorgregeling doorloopt tijdens de feestdagen. De ratio hierachter is dat partijen op een feestdag zelf ook vrij zijn. In het geval een vakantie wordt voorafgegaan door een studiedag of andere vrije dag van school of wordt afgesloten met een studiedag of andere vrije dag van school, geldt de reguliere regeling, tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen (zie ook hierna).
Verzoek sub d moeder
In hun ouderschapsplan hebben partijen geen expliciete afspraken gemaakt over studiedagen en andere vrije dagen van school. Wel is opgenomen dat de reguliere zorgregeling doorloopt tijdens bijzondere dagen.
De moeder verzoekt te bepalen dat op studiedagen en andere vrije dagen van school de reguliere zorgregeling doorloopt dan wel dat [minderjarige01] om 10.00 uur naar de andere ouder wordt gebracht zodat het volgens de reguliere zorgregeling doorloopt, ook als deze dag aansluitend aan een vakantie volgt.
De vader verzoekt te bepalen dat de studiedagen en andere vrije dagen van school in onderling overleg worden verdeeld. In dit kader heeft hij erop gewezen dat hij als leerkracht op een basisschool vaak dezelfde studiedagen als [minderjarige01] heeft en dan dus geen vrij kan krijgen.
De rechtbank zal bepalen dat op studiedagen en andere vrije dagen van school de reguliere regeling doorloopt (dit betekent dat [minderjarige01] op maandag en dinsdag bij vader is en op woensdag, donderdag en vrijdag bij moeder, waarbij een eventuele wissel plaatsvindt op het tijdstip dat normaal de school begint). Vanzelfsprekend kunnen partijen in onderling overleg andere afspraken maken. Indien een ouder op een studiedag of andere vrije dag van school moet werken terwijl hij/zij de zorg heeft voor [minderjarige01] , zal hij/zij andere opvang voor [minderjarige01] moeten regelen.
Kinderalimentatie
Wijziging van omstandigheden
In hun ouderschapsplan zijn partijen uitgegaan van een behoefte van [minderjarige01] van € 830,- per maand. Voor de berekening van de draagkracht van de vader is rekening gehouden met een inkomen van € 5.700,- bruto per maand en voor de berekening van de draagkracht van de moeder met een inkomen van € 3.236,- bruto per maand exclusief kindgebonden budget. Gelet op de zorgregeling is rekening gehouden met een zorgkortingspercentage van 35%. Partijen zijn overeengekomen dat de vader met ingang van 1 april 2022 een kinderalimentatie van € 219,- per maand aan de moeder zal betalen.
De vader verzoekt de kinderalimentatie te wijzigen omdat zijn inkomen is gedaald en het inkomen van de moeder is gestegen.
Ingangsdatum wijziging kinderalimentatie
Nadat de vader één van zijn grootste klanten had verloren, heeft hij in oktober 2022 zijn DGA-salaris verlaagd van € 5.700,- bruto per maand naar € 3.500,- bruto per maand. Gezien het feit dat de vader steeds minder werk had, heeft hij ervoor gekozen om te stoppen met zijn BV’s en via een zij-instroomtraject leerkracht op een basisschool te worden. Op voorstel van de vader hebben partijen zich tot een mediator gewend om over de kinderalimentatie te overleggen. Volgens de vader had de mediator berekend dat hij € 85,- per maand aan kinderalimentatie kon betalen, maar waren partijen het beiden niet eens met dit bedrag. De mediation is zonder overeenstemming beëindigd. De vader heeft tot februari 2023 de overeengekomen kinderalimentatie van € 219,- per maand betaald (het bedrag van
€ 219,- per maand had per 1 januari 2023 moeten worden geïndexeerd). Per 1 februari 2023 is hij € 85,- per maand gaan betalen. De moeder was het hier niet mee eens.
Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van de vader gelegen om zodra duidelijk was dat partijen het niet in onderling overleg eens zouden worden over een verlaging van de kinderalimentatie, een verzoek in te dienen bij de rechtbank. Dat de vader dit niet heeft gedaan komt voor zijn rekening en risico en maakt dat de rechtbank de alimentatie pas zal wijzigen per de datum van de indiening van het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, om praktische redenen gesteld op 1 juni 2023. De rechtbank zal een berekening maken voor twee periodes, te weten de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 (de periode waarin de vader werkte als leraarondersteuner) en de periode vanaf
1 oktober 2023 (de periode waarin de vader werkt als leerkracht).
Behoefte van [minderjarige01]
De rechtbank zal uitgaan van de in het ouderschapsplan overeengekomen behoefte van [minderjarige01] van € 830,- per maand, zijnde geïndexeerd naar 2023 € 858,- per maand. Zij gaat voorbij aan het standpunt van de moeder dat de behoefte van [minderjarige01] moet worden verhoogd met een bedrag van € 42,- per maand in verband met de kosten van de bril die [minderjarige01] nodig heeft. De moeder heeft geen stukken overgelegd waaruit de kosten van de bril blijken. Daarnaast heeft zij onvoldoende onderbouwd dat het gaat om kosten die zo uitzonderlijk zijn dat deze niet begrepen kunnen zijn in de standaardbedragen voor de kosten van kinderen.
De behoefte van [minderjarige01] moet door de ouders worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. Conform de aanbevelingen uit het rapport alimentatienormen 2023 moet de financiële draagkracht van de ouders worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.175)], waarbij NBI staat voor netto besteedbaar inkomen.
Draagkracht van de vader
Periode 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023
In de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 werkte de vader als leraarondersteuner. Uit de overgelegde loonstroken en correctie loonstroken blijkt een salaris van € 1.928,55 bruto per maand, een arbeidsmarkttoelage van € 134,55 per maand, een premie AOP van € 2,51 per maand en een pensioenpremie van € 117,99 per maand. Uit de cao primair onderwijs volgt dat de vader recht had op een vakantie-uitkering van 8%, een eindejaarsuitkering van 8,33% en een eindejaarsuitkering OOP van € 1.475,- bij een fulltime dienstverband (vader werkte 50%). De arbeidsmarkttoelage telt niet mee bij het vaststellen van de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.
Om te voorkomen dat de kinderalimentatie per 1 juli 2023 opnieuw moet worden gewijzigd, zal de rechtbank geen rekening houden met het feit dat de vader zich in juni 2023 nog een DGA-salaris van € 1.750,- bruto per maand heeft uitgekeerd (per 1 juli 2023 heeft de vader geen werkzaamheden meer verricht in zijn onderneming).
Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting berekent de rechtbank het NBI van de vader in de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 op € 2.162,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de vader in de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 bedraagt volgens de formule (afgerond) € 237,- per maand, te weten 70% x [2.162 - (0,3 x 2.162 + 1.175)].

Periode vanaf 1 oktober 2023

In de periode vanaf 1 oktober 2023 werkt de vader als leerkracht. Uit de loonstrook over de maand oktober 2023 blijkt een salaris van € 4.024,- bruto per maand, een arbeidsmarkttoelage van € 225,34 per maand, een premie AOP van € 4,02 per maand en een pensioenpremie van € 188,78 per maand. Uit de cao primair onderwijs volgt dat de vader recht heeft op een vakantie-uitkering van 8%, een eindejaarsuitkering van 8,33% en een bindingstoelage van € 1.591,09 bij een fulltime dienstverband (vader werkt 80 %). De arbeidsmarkttoelage telt niet mee bij het vaststellen van de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting berekent de rechtbank het NBI van de vader in de periode vanaf 1 oktober 2023 op € 3.653,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de vader in de periode vanaf 1 oktober 2023 bedraagt volgens de formule (afgerond) € 967,- per maand, te weten 70% x [3.653 - (0,3 x 3.653 + 1.175)].
Draagkracht van de moeder
Periode 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023
Voor de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 gaat de rechtbank aan de zijde van de moeder uit van de loonstrook over de maand juli 2023. Hieruit blijkt een salaris van
€ 5.503,57 bruto per maand, een Individueel Keuze Budget (IKB) van € 900,93 per maand, een pensioenpremie van € 388,38 per maand en een Premie AP van € 7,05 per maand.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en een kindgebonden budget van € 2.326,- per jaar berekent de rechtbank het NBI van de moeder in de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 op € 4.447,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de moeder in de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 bedraagt volgens de formule (afgerond) € 1.357,- per maand, te weten 70% x [4.447 - (0,3 x 4.447 + 1.175)].
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de berekening van de draagkracht van de moeder rekening te houden met de netto kosten van de bso. De kosten van de bso worden geacht te zijn verdisconteerd in de verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige01] en zouden om die reden door de moeder moeten worden betaald. In artikel 7.2 van het ouderschapsplan hebben partijen een afwijkende afspraak gemaakt over de bso-kosten. Nu de rechtbank oordeelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden zodat een nieuwe berekening moet worden gemaakt, kunnen partijen vanaf die datum ook niet meer gehouden worden aan deze bepaling nu deze afwijkt van het systeem op basis waarvan de rechtbank de behoefte en draagkracht bij kinderalimentatie berekent (de alimentatienormen zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl). Dit geldt temeer nu partijen de rechtbank ook geen inzicht hebben gegeven in de hoogte van de kosten van de bso en de kinderopvangtoeslag en niet gemotiveerd is betoogd waarom deze kosten niet onder de gewone verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige01] zouden vallen.

Periode vanaf 1 oktober 2023

Per 1 december 2023 zal de moeder in plaats van 36 uur per week 30 uur per week gaan werken. Op de zitting heeft de advocaat van de moeder toegelicht dat de moeder begin 2023 haar arbeidsuren tijdelijk heeft opgehoogd omdat de vader toen minder kinderalimentatie ging betalen. De rechtbank acht het redelijk om per 1 oktober 2023 rekening te houden met het inkomen dat de moeder feitelijk per 1 december 2023 zal gaan verdienen. Aldus gaat de rechtbank voor de periode vanaf 1 oktober 2023 uit van een salaris van € 4.856,- bruto per maand zoals blijkt uit de overgelegde salarissimulatie. Het IKB berekent de rechtbank op
€ 794,92 per maand. Daarnaast zal rekening worden gehouden met een pensioenpremie van € 388,38 per maand en een Premie AP van € 7,05 per maand.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en een kindgebonden budget van € 2.936,- per jaar berekent de rechtbank het NBI van de moeder in de periode vanaf 1 oktober 2023 op
€ 4.130,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Blijkens de door de moeder overgelegde stukken moet zij per oktober 2023 na een aflosvrije periode weer gaan aflossen op haar studieschuld bij DUO. Het maandelijkse aflosbedrag bedraagt € 175,- per maand. De rechtbank acht het redelijk om hier rekening mee te houden bij de berekening van de draagkracht van de moeder.
De draagkracht van de moeder in de periode vanaf 1 oktober 2023 bedraagt volgens de formule (en rekening houdende met voormeld bedrag aan aflossing van € 175,- per maand) (afgerond) € 1.079,- per maand, te weten 70% x [4.130 - (0,3 x 4.130 + 1.175 + 175)].
Conclusie
Periode 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023
Gelet op de gezamenlijke draagkracht van de ouders van (€ 237,- + € 1.357,- =) € 1.594,- per maand, bedraagt het aandeel van de vader in de kosten van [minderjarige01] naar rato van zijn draagkracht (€ 237,- / € 1.594,- x € 858,- =) (afgerond) € 128,- per maand.
Partijen zijn het erover eens dat rekening moet worden gehouden met een zorgkorting van 35% van de behoefte. De zorgkorting bedraagt dan (afgerond) € 300,- per maand (35% van € 858,-).
Aangezien de zorgkorting hoger is dan het aandeel van de vader in de kosten van [minderjarige01] , zal de kinderalimentatie in de periode van 1 juni 2023 tot 1 oktober 2023 op nihil worden bepaald.

Periode vanaf 1 oktober 2023

Gelet op de gezamenlijke draagkracht van de ouders van (€ 967,- + € 1.079,- =) € 2.046,- per maand, bedraagt het aandeel van de vader in de kosten van [minderjarige01] naar rato van zijn draagkracht (€ 967,- / € 2.046,- x € 858,- =) (afgerond) € 406,- per maand.
Na aftrek van de zorgkorting van € 300,- per maand bedraagt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie € 106,- per maand. De rechtbank zal de kinderalimentatie met ingang van 1 oktober 2023 vaststellen op dit bedrag.

Beslissing

De rechtbank:
neemt op de door partijen getroffen onderlinge regeling, zoals neergelegd in het (in kopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan van 18 mei 2022;
bepaalt – met wijziging van/in aanvulling op de in het ouderschapsplan van 18 mei 2022 overeengekomen zorgregeling – :
- [minderjarige01] verblijft als volgt bij de vader en de moeder:
 oneven weken: [minderjarige01] verblijft (aansluitend op zondag) van maandagochtend tot woensdag naar school bij vader en van woensdag na school tot maandagochtend naar school bij moeder;
 even weken: [minderjarige01] verblijft van maandag na school tot woensdag naar school bij vader, van woensdag na school tot vrijdag naar school bij moeder en van vrijdag na school tot en met zondag bij vader;
- in het geval een vakantie van een week of langer wordt voorafgegaan door een feestdag op vrijdag of wordt afgesloten met een feestdag op maandag, begint/eindigt de vakantie op de laatste/eerste schooldag. In het geval een dergelijke vakantie wordt voorafgegaan door een studiedag of andere vrije dag van school of wordt afgesloten met een studiedag of andere vrije dag van school, geldt de reguliere regeling, tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen;
- de reguliere zorgregeling loopt gedurende schoolvakanties door in die zin dat de oneven/even weken verdeling van de zorg voor [minderjarige01] na een vakantie wordt hervat c.q. gevolgd conform het betreffende weeknummer;
- op studiedagen en andere vrije dagen van school loopt de reguliere regeling door (dit betekent dat [minderjarige01] op maandag en dinsdag bij vader is en op woensdag, donderdag en vrijdag bij moeder, waarbij een eventuele wissel plaatsvindt op het tijdstip dat normaal de school begint), tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen;
- de verdeling van de kerstdagen houdt in dat voor zover een ouder een betreffende kerstdag [minderjarige01] bij zich heeft dit betekent dat de kerstdag aanvangt om 10.00 uur op de betreffende dag en eindigt om 10.00 uur de volgende dag (de ouder die [minderjarige01] bij zich heeft, brengt haar naar de andere ouder toe). Voor de overige dagen van de kerstvakantie wordt de vakantieverdeling van dat jaar gevolgd;
- indien en voor zover [minderjarige01] op Vaderdag c.q. Moederdag volgens de reguliere zorgregeling niet verblijft bij de ouder wiens feestdag het betreft, dan zal zij door de ouder waar zij verblijft om 10.00 uur naar de andere ouder wiens feestdag het is worden gebracht. De betreffende ouder brengt [minderjarige01] de volgende dag naar school toe c.q. wanneer het een vrije dag betreft brengt de moeder naar de vader waarna de reguliere zorgregeling wordt gevolgd;
- in geval van een jaar met 53 weken loopt de reguliere zorgregeling met even/oneven weken door;
bepaalt dat de vader met ingang van 1 april 2022 tot 1 juni 2023 een kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] , aan de moeder moet betalen van € 219,- per maand;
bepaalt – met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 18 mei 2022 – de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor de periode van 1 juni 2023 tot
1 oktober 2023 op nihil;
bepaalt – met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 18 mei 2022 – de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor de periode vanaf 1 oktober 2023 op
€ 106,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2023.