ECLI:NL:RBDHA:2023:1929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
C/09/641688 / JE RK 23-156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor vermiste minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Dit verzoek volgde op een eerder verleende spoedmachtiging op 26 januari 2023, waarbij [minderjarige01] tijdelijk in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp werd geplaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] op dat moment vermist was en bijna 18 jaar zou worden, waardoor er geen passende woonplek beschikbaar was. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de advocaat van [minderjarige01], en een coach van E25 aanwezig waren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp moest worden afgewezen, omdat de machtiging op dat moment geen doel diende, gezien het feit dat [minderjarige01] al geruime tijd vermist was. De kinderrechter heeft benadrukt dat de zorgen over [minderjarige01] en zijn toekomst ernstig zijn en heeft de gecertificeerde instelling aangespoord om alle middelen in te zetten voor hulp en het vinden van een passende vervolgplek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 16 februari 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/641688 / JE RK 23-156
Datum uitspraak: 6 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp na een spoedmachtiging

in de zaak naar aanleiding van het op 26 januari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende de minderjarige:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,
advocaat: mr. P. Drenth te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,hierna te noemen: de moeder,wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Bij beschikking 26 januari 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 26 januari 2023 tot 9 februari 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook voornoemde beschikking van 26 januari 2023.
Op 6 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam01] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van [minderjarige01] ;
  • de moeder;
  • de heer [naam02] , coach van E25, gehoord als informant.
[minderjarige01] is niet ter zitting verschenen.

Feiten

Het is onbekend waar [minderjarige01] op dit moment feitelijk verblijft. Voor de overige feiten wordt verwezen naar de voorgaande beschikking.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot hij meerderjarig wordt,
te weten tot 30 maart 2023.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er ernstige zorgen zijn over [minderjarige01] ’s ontwikkeling in aanloop naar volwassenheid. De afgelopen periode is geprobeerd een passende woonvorm voor hem te vinden, maar dat is niet gelukt. De moeilijkheid is gelegen in het feit dat er betekenisvolle verschillen zijn gevonden in zijn (cognitief) functioneren, in combinatie met gedragsproblematiek. [minderjarige01] heeft voor een optimale ontwikkeling veel structuur, duidelijke instructies en een voorspelbare omgeving nodig met bij voorkeur individuele begeleiding. De afgelopen periode is gebleken dat hij niet in aanmerking komt voor een woonvorm met WLZ-indicatie. Hoewel de cognitieve vaardigheden van [minderjarige01] beperkt zijn, is er geen sprake van een verstandelijke beperking. Een meer zelfstandige begeleide woonvorm is echter ook niet passend; de pedagogische vraag van [minderjarige01] is daarvoor te groot. Hij is onvoldoende in staat juiste keuzes te maken en zich aan afspraken te houden. Hij laat zich makkelijk verleiden door andere jongeren en is impulsief. Daardoor komt hij in problemen en in aanraking met politie. [minderjarige01] dreigt tussen wal en schip te raken. De machtiging is noodzakelijk om hem op een veilige plek te laten verblijven in afwachting van een tijdelijke plek ter overbrugging. Echter, mede door het gebrek aan perspectief is [minderjarige01] gedemotiveerd en is hij twee weken geleden weggelopen. Het gevolg is dat hij uitgeschreven wordt bij [verblijfplaats01] en geen andere woonplek heeft. Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting aangevuld dat het vanwege de onvindbaarheid van [minderjarige01] de vraag is of toewijzing van het verzoek nog zinvol is. Vast staat in elk geval dat er binnen de zeven weken die nog resten tot de achttiende verjaardag van [minderjarige01] , geen perspectief-biedende woonplek zal worden gevonden.
De advocaat heeft verklaard dat hij [minderjarige01] niet persoonlijk heeft kunnen spreken, maar uit zijn gedrag en houding opmaakt dat hij zich verzet tegen de gesloten plaatsing. Daarom is namens [minderjarige01] afwijzing van het verzoek bepleit.
De moeder heeft verteld dat zij zich veel zorgen maakt om [minderjarige01] en dat er onvoldoende goede hulp is ingezet om [minderjarige01] beter te begeleiden naar zelfstandigheid en een passend woonperspectief.
De coach heeft verklaard dat hij [minderjarige01] moeilijk kan bereiken sinds hij weer is weggelopen. Dit is een risicovolle situatie waar op dit moment geen passende oplossing voor is.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige01] niet bereid is zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, van de Jeugdwet achterwege kan blijven.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat het verzoek [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp moet worden afgewezen. De reden daarvoor is dat die machtiging op dit moment geen doel dient, omdat [minderjarige01] al bijna twee weken vermist is.
Als gevolg daarvan wordt hij uitgeschreven bij de accommodatie. De kinderrechter overweegt dat deze beslissing niet afdoet aan de ernst van de zorgen over [minderjarige01] en zijn toekomst. De kinderrechter verwacht dan ook van de gecertificeerde instelling dat zij binnen het kader van de ondertoezichtstelling alle middelen aanwendt om [minderjarige01] hulp te bieden en dat zij de zoektocht naar een passende vervolgplek voortzet. Gelet op de korte termijn tot meerderjarigheid van [minderjarige01] zullen alle zeilen moeten worden bijgezet.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023 door mr. J.T.W. van Ravenstein, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.