ECLI:NL:RBDHA:2023:19272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
C/09/656336 KG ZA 23-958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot ontruiming van asielzoekerswoning door het COA

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een gedaagde, die samen met haar vijf minderjarige kinderen in een asielzoekerscentrum (AZC) verblijft. Het COA vorderde de ontruiming van de bij gedaagde in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC te [plaats 1], omdat gedaagde een aangeboden woning in de gemeente [plaats 2] had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het COA op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere vreemdelingen 2005 (Rva 2005) gerechtigd was om de opvang te beëindigen, aangezien gedaagde een verblijfsvergunning had verkregen en passende huisvesting was aangeboden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangeboden woning, ondanks de bezwaren van gedaagde over de grootte, als passend kon worden aangemerkt. De rechtbank wees de vordering van het COA toe en veroordeelde gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/656336 / KG ZA 23-958
Vonnis in kort geding van 15 december 2023
in de zaak van
Centraal Orgaan opvang Asielzoekerste Den Haag,
eiser,
advocaat mr. I. Mamouni te Den Haag,
tegen:
[gedaagde] pro sé en als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5]te [plaats 1] ,
procederend in persoon,
gedaagde.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘het COA’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 19;
- het e-mailbericht van 22 november 2023 met producties 20 tot en met 21 van de zijde van het COA.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 1 december 2023. Ter zitting is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen, die nader bepaald is op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Het COA is op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) belast met de opvang van asielzoekers, waaronder het plaatsen van asielzoekers in opvangcentra. Artikel 7 lid 1 aanhef en sub a Rva 2005 luidt:
"
Artikel 7
1. Het recht op opvang eindigt in de volgende gevallen:
a. indien het een asielzoeker betreft aan wie een verblijfsvergunning is verleend: op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd;"
2.2.
[gedaagde] heeft de Congolese nationaliteit en verblijft samen met haar vijf minderjarige kinderen in het Asielzoekerscentrum (AZC) te [plaats 1] .
2.3.
Bij beschikking van 20 januari 2023 heeft [gedaagde] een verblijfvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen. Bij dezelfde beschikking hebben de drie oudste minderjarige kinderen van [gedaagde] eveneens een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen. De twee jongste minderjarige kinderen zijn na het verlenen van de verblijfsvergunning geboren en hebben (nog) geen verblijfsvergunning.
2.4.
Bij brief van 26 januari 2023 heeft het COA aan [gedaagde] bericht dat zij met het verkrijgen van een vergunning bepaalde tijd asiel in aanmerking komt voor huisvesting in een gemeente. In de brief staat verder, voor zover hier van belang, het volgende:

Het COA biedt u passende huisvesting aan
Gemeente zijn verplicht huisvesting voor vergunninghouders te realiseren. Binnen 2 weken nadat u een verblijfsvergunning heeft gekregen, wordt u door het COA gekoppeld aan een gemeente. Vervolgens biedt de gemeente u een passende huisvesting aan. Dit gebeurt eenmalig en is dwingend. Het COA houdt hierbij zoveel mogelijk rekening met geldende plaatsingindicaties, zodat het aanbod niet geweigerd mag worden.
(…)
Aanvaarden passende huisvesting
Wanneer de gemeente voor u passende huisvesting vindt, wordt schriftelijk door het COA gemeld in welke gemeente en op welke datum u het huurcontract kunt tekenen. U heeft na het ingaan van een huurovereenkomst 14 kalenderdagen om (samen met uw gezinsleden) het azc te verlaten. Verdere aanspraken op voorzieningen worden vanaf dat moment overgenomen door de gemeentewaar u zich vestigt.
Beëindigen verstrekkingen
Indien u besluit het aanbod van de gemeente voor passende huisvesting te weigeren, gebeurt het volgende:
  • het COA beëindigt de verstrekkingen in het kader van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 (Rva 2005);
  • op de dag waarop deze passende huisvesting buiten het azc gerealiseerd had kunnen worden, moet u het azc verlaten;
  • vervolgens moet u daarom aan de aangeboden huisvesting te accepteren. U kunt van daaruit altijd weer verder zoeken.
2.5.
Op 27 januari 2023 heeft een huisvestingsgesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en een locatiemedewerker van het AZC [plaats 1] , waarbij [gedaagde] is geïnformeerd over het voornemen van het COA om haar aan een gemeente te koppelen die haar dwingend en eenmalig passende woonruimte zal aanbieden en de mogelijke consequenties van een weigering om daaraan mee te werken. Bij dit gesprek was geen tolk aanwezig omdat [gedaagde] had aangegeven dat de aanwezigheid van een tolk niet nodig was. Tijdens het gesprek is een B06 formulier Huisvesting vergunningshouders (hierna: het B06-formulier) ingevuld en ondertekend door [gedaagde] . Het formulier vermeldt onder 4 de volgende plaatsingscriteria:
"
4.1. Betrokkene heeft familie in de 1e graad in een gemeente (regulier gehuisvest). Het betreft hier alleen relatie ouder-minderjarig kind."
"4.2. Betrokkene is toegelaten tot een opleiding in een gemeente."
"4.3. Betrokkene heeft betaald werk (minimaal 8 uur per week) in een gemeente."
"4.4. Betrokkene ondergaat een specifieke, niet over te dragen, medische behandeling in een gemeente waarvoor hij tenminste 4 keer per jaar naar de behandelaar moet reizen. Of betrokkene is voor dagelijks functioneren aangewezen op woonruimte die aan bepaalde eisen moet voldoen, zoals rolstoeltoegankelijkheid, lift, etc."
Op het formulier is bij elk criterium het vakje "Nee" aangekruist.
2.6.
Bij brief van 5 maart 2023 heeft het COA [gedaagde] bericht dat de gemeente [plaats 2] bereid was gevonden om bij voorrang woonruimte voor [gedaagde] beschikbaar te stellen en [gedaagde] een passend aanbod voor huisvesting in de gemeente [plaats 2] zal doen.
2.7.
Op 6 september 2023 is aan [gedaagde] een woning aan de [adres 2] te ( [postcode 2] ) [plaats 2] (hierna: de woning) aangeboden en is zij uitgenodigd om de woning te bezichtigen. De aangeboden woning bestaat uit een woonkamer, vier slaapkamers en een zolder met een totale oppervlakte van 65,92 vierkante meter. Nadat [gedaagde] de woning had bezichtigd, heeft zij de aangeboden woning geweigerd.
2.8.
Op 18 september 2023 heeft een eerste woningweigeringsgesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en een locatiemedewerker van het AZC [plaats 1] . Uit het daarvan opgestelde gespreksverslag blijkt dat [gedaagde] de aangeboden woning weigert, omdat zij de woning te klein vindt voor haar en haar vijf kinderen. In het verslag is verder opgenomen dat het tweede woningweigeringsgesprek zal plaatsvinden op 21 september 2023 en dat het [gedaagde] duidelijk is dat zij tot die tijd de woning nog kan accepteren en dat, als zij volhardt in de weigering, de woonruimte niet langer voor haar beschikbaar zal zijn en de verstrekkingen eindigen.
2.9.
Op 21 september 2023 heeft een tweede woningweigeringsgesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en een locatiemedewerker van het AZC [plaats 1] . In het gespreksverslag staat onder meer vermeld dat i) Juridische Zaken de woningweigering onterecht heeft bevonden, ii) [gedaagde] nog maximaal 24 uur de tijd heeft om de woning alsnog te accepteren en dat als zij dat niet doet, er van uit wordt gegaan dat zij bij de weigering blijft en iii) in dat laatstbedoelde geval de verstrekkingen op dat moment zullen eindigen en er een ontruimingsprocedure gestart zal worden.
2.10.
[gedaagde] heeft de woning niet alsnog binnen 24 uur geaccepteerd. Bij brief van 12 oktober 2023 is [gedaagde] gesommeerd de bij haar en haar kinderen in gebruik zijnde woonruimte(n) in het AZC in [plaats 1] binnen drie dagen te verlaten. Hieraan heeft [gedaagde] niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Het COA vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om de bij haar in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC [plaats 1] , of elke andere door het COA verzorgde opvanglocatie, binnen zeven dagen na betekening van het in dit kort geding te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hare en al de haren, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert het COA – kort samengevat – het volgende aan. Door de gemeente [plaats 2] is, met inachtneming van de gemeentelijke huisvestingsnormen, passende woonruimte aan [gedaagde] en haar kinderen aangeboden. [gedaagde] heeft echter geweigerd de woning te accepteren, omdat deze volgens haar te klein is. Het COA voert, gezien de krapte op de woningmarkt en het grote aantal personen in wiens huisvesting het COA moet voorzien, als bestendige gedragslijn dat er geen ruimte bestaat om buiten aangevoerde medische en bijzondere sociale omstandigheden rekening te houden met ieders specifieke wensen en voorkeuren. Dat geldt dus ook voor het door [gedaagde] aangevoerde bezwaar met betrekking tot de grootte van de woning. Overigens geldt dat bij de bemiddeling naar woonruimte wel degelijk rekening is gehouden met [gedaagde] en haar vijf kinderen en de gemeente heeft de woning voor [gedaagde] en haar vijf kinderen ook passend geacht. Ingevolge artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005 heeft de weigering van [gedaagde] tot gevolg dat het recht op opvang in het kader van de Rva 2005 is geëindigd. [gedaagde] verblijft daarmee zonder recht of titel in de opvang, zodat zij onrechtmatig handelt jegens het COA.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De beëindiging van de opvang van [gedaagde] is gebaseerd op artikel 7 lid 1 aanhef en sub a Rva 2005, volgens welke bepaling de opvang en andere verstrekkingen eindigen indien een verblijfsvergunning is verleend, en wel op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten een opvangvoorziening kan worden gerealiseerd. Uit de tekst van deze bepaling volgt dat aan het COA een discretionaire bevoegdheid toekomt om te bepalen wat moet worden begrepen onder passende huisvesting. Deze discretionaire bevoegdheid kan de voorzieningenrechter slechts terughoudend toetsen.
4.2.
Het COA stelt dat bij het bemiddelen bij het vinden van huisvesting als enig criterium geldt dat de aangeboden woonruimte passend moet zijn voor degene aan wie deze beschikbaar wordt gesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de door de betrokkene aangevoerde bijzondere medische en sociale omstandigheden, te weten familieomstandigheden (eerstegraadsfamilieden van de betrokkene zijn reeds in een bepaalde gemeente gehuisvest), het hebben van betaald werk, het volgen van een opleiding in een bepaalde gemeente en door een arts voorgeschreven medische behandeling. Op grond van deze specifieke omstandigheden kan de betreffende persoon in een bepaalde gemeente worden gehuisvest. Het COA heeft in dit kader nog aangevoerd dat, gezien de krapte op de woningmarkt en het grote aantal personen in wiens huisvesting moet worden voorzien, geen ruimte bestaat om buiten aangevoerde medische en bijzondere sociale omstandigheden rekening te houden met ieders specifieke wensen en voorkeuren.
4.3.
[gedaagde] heeft de redelijkheid van dit beleid in zijn algemeenheid niet ter discussie gesteld, maar heeft aangevoerd dat de aangeboden woning niet passend is omdat deze te klein zou zijn voor haar en haar vijf kinderen. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Op het op 27 januari 2023 ingevulde en ondertekende B06-formulier geeft [gedaagde] aan dat zij niet is aangewezen op woonruimte die aan bepaalde eisen moet voldoen. De woning is, zo stelt het COA, volgens gangbare normen als passend voor [gedaagde] en haar gezin aan te merken, mede gelet op de woonkamer en vier slaapkamers die de woning heeft. Met een persoonlijke woonwens van [gedaagde] hoeft het COA, zo stelt zij, geen rekening te houden bij de bemiddeling in het kader van huisvesting van asielzoekers. De voorzieningenrechter volgt het COA. De woning is vanzelfsprekend aan de krappe kant maar zoals het COA terecht opmerkt zou [gedaagde] vanuit deze (eerste) woning vervolgens kunnen uitkijken naar een ruimere woning in de toekomst, wanneer de nu nog jonge kinderen groter worden.
4.4.
Dat [gedaagde] tijdens de bezichtiging van de woning van de gemeente [plaats 2] te horen heeft gekregen dat zij de woning niet kan huren omdat zij niet over een Nederlandse bankrekening beschikt – zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld, maar het COA gemotiveerd heeft weersproken – kan niet worden aangenomen. Uit de gespreksverslagen van de twee woningweigeringsgesprek blijkt dat [gedaagde] enkel heeft aangevoerd dat zij de woning te klein vindt voor haar en haar vijf kinderen; over een probleem of een weigering wegens het ontbreken van gegevens is niets gezegd.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van het COA zal worden toegewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de bij haar in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC [plaats 1] op het adres [adres 1] te ( [postcode 1] ) [plaats 1] , of elk andere door het COA verzorgde opvanglocatie, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis na betekening van dit vonnis met al het hare en al de haren te ontruimen en ontruimd te houden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van het COA begroot op € 1.888,42, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 133,42 aan dagvaardingskosten, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.5;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.
tvds