ECLI:NL:RBDHA:2023:19264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
SGR 22/1559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een budget voor verhuizing en (her)inrichting, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar te laat is ingediend, aangezien de bezwaartermijn op 5 november 2021 eindigde, terwijl het bezwaarschrift pas op 10 november 2021 door het college is ontvangen. Eiseres betoogde dat zij het primaire besluit pas op 28 september 2021 had kunnen ontvangen, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding te verontschuldigen, en bevestigt de beslissing van het college. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1559

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. el Ouath),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, het college

(gemachtigde: J.M. Stedelaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 28 januari 2022. In dit besluit heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de toekenning van een budget voor verhuizing en (her)inrichting op declaratiebasis niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. Volgens het college blijkt uit het bezwaarschrift dat eiseres het primaire besluit op maandag 27 september 2021 heeft ontvangen. Het primaire besluit moet daarom op 23 of 24 september 2021 zijn verzonden. Uitgaande van 24 september 2021, eindigde de bezwaartermijn op 5 november 2021. Met de ontvangst van het bezwaarschrift door het college op 10 november 2021, is het bezwaar te laat ontvangen. Van redenen om de termijnoverschrijding verontschuldigbaar te achten, is volgens het college niet gebleken.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en dat niet is gebleken van redenen om dit verontschuldigbaar te achten. Het college heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep ongegrond. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. [3]
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [5]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
5. Eiseres betoogt dat het primaire besluit op 27 september 2021 is verzonden, zodat zij het pas op 28 september 2021 had kunnen ontvangen. De bezwaartermijn is daarom op 29 september 2021 aangevangen en op 10 november 2021 geëindigd. Eiseres heeft het bezwaarschrift op 9 november 2021 door haar dochter laten indienen. Het bezwaar is dus op tijd ontvangen.
5.1.
Dit betoog van eiseres slaagt niet. Ook wanneer ervan zou worden uitgegaan dat het primaire besluit op 27 september 2021 is verzonden, en niet al op 23 of 24 september, is de bezwaartermijn op 28 september 2021 aangevangen en niet, zoals eiseres stelt, op 29 september 2021. [6] Dit betekent dat de bezwaartermijn van zes weken liep tot en met 8 november 2021. Uit het bewijs van afgifte van de gemeente Gouda blijkt dat eiseres op 9 november 2021 een brief heeft afgegeven. Ook indien eiseres wordt gevolgd in haar stelling dat deze brief het bezwaarschrift tegen het primaire besluit betreft, is het bezwaar na het verlopen van de bezwaartermijn en dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
6. Eiseres heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 3:41 van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
6.Zie het onder 4 opgenomen toetsingskader.