ECLI:NL:RBDHA:2023:19252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft in dit geval een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, wat betekent dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
Eiser heeft aangevoerd dat Duitsland niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij daar geen gratis rechtsbijstand kan krijgen en niet effectief kan klagen. De rechtbank overweegt echter dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat er tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Duitsland die een reëel risico voor hem zouden vormen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en dat Duitsland zijn verplichtingen nakomt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.