ECLI:NL:RBDHA:2023:19189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Financiële compensatie wegens informele waarneming en herziening ingangsdatum
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 december 2023, staat de financiële compensatie van eiseres centraal, die werkzaamheden heeft verricht in een functie met een hogere rang zonder formele aanstelling. Eiseres had eerder een verzoek ingediend om financiële compensatie vanwege informele waarneming van taken. In het primaire besluit van 20 januari 2022 werd dit verzoek afgewezen. Echter, in een later besluit van 28 juli 2022 werd het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, maar de compensatie werd slechts vanaf 27 augustus 2021 toegekend, zonder terugwerkende kracht.
Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, en de rechtbank behandelde de zaak op 9 januari 2023. In een tussenuitspraak van 2 juni 2023 werd verweerder de kans gegeven om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Verweerder kwam met een aanvullend besluit op 9 augustus 2023, waarin de ingangsdatum voor compensatie werd vastgesteld op 26 mei 2020. Eiseres betwistte deze datum en voerde aan dat zij al sinds 1 augustus 2018 dezelfde werkzaamheden verrichtte als haar collega’s in een hogere rang.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder niet adequaat had gereageerd op de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank stelde vast dat de ingangsdatum voor de financiële compensatie moest worden vastgesteld op 1 januari 2019, omdat er voldoende aanwijzingen waren dat de informele waarneming al vóór deze datum had plaatsgevonden. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en herstelde het primaire besluit, waarbij verweerder werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 december 2023.