ECLI:NL:RBDHA:2023:19186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
22_8011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de minister van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zijn verwerkt. Het verzoek was gedaan op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank beoordeelt of de zoekslagen die door de NCTV zijn uitgevoerd voldoende grondig zijn geweest en of de verstrekte informatie compleet en juist is. Eiser stelt dat de NCTV onjuiste informatie met buitenlandse instanties heeft gedeeld en dat zijn verzoek om verwijdering van persoonsgegevens niet adequaat is behandeld. De rechtbank concludeert dat de NCTV voldoende informatie heeft verstrekt en dat de zoekslagen adequaat zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen strijd is met het vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8011

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.E.T. van Oort),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kapteijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen een besluit op een verzoek om inzage in persoonsgegevens.
1.1.
Eiser heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (“NCTV”) bij brieven van 29 juli 2021 en 26 november 2021 verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens (gezamenlijk: “het verzoek”). Met het besluit van 24 januari 2022 heeft verweerder inzage verleend in een aantal persoonsgegevens; daarna heeft verweerder op 10 juni 2022 inzage verleend in een aantal nadere persoonsgegevens (gezamenlijk: “de primaire besluiten”).
1.2.
Het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten is op 1 november 2022 ongegrond verklaard (“het bestreden besluit”).
1.3.
Eiser is tegen het bestreden besluit in beroep gekomen. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder hebben aan de zitting deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft veel last van de bijzondere aandacht die hij van buitenlandse autoriteiten krijgt als hij zich buiten Nederland verplaatst.
3. In de politieregisters is een zogenaamde CTER-melding over eiser opgenomen; [1] deze melding is in 2020 verwijderd. Daarnaast is op 6 november 2018 een aandachtsvestiging in het nationale opsporingssysteem opgenomen; deze aandachtsvestiging heeft tot en met oktober 2020 gegolden.
4. Eiser heeft de overtuiging dat de Nederlandse overheid onjuiste informatie met buitenlandse instanties heeft gedeeld. Om inzicht te krijgen in de verwerking van zijn persoonsgegevens, heeft eiser zich gewend tot de NCTV.
5. De NCTV is verzocht om inzage in en kopieën van alle persoonsgegevens die binnen de organisatie over eiser zijn verwerkt. Daarnaast is verzocht om inzicht in de mogelijke opname van zijn persoonsgegevens in externe informatiesystemen, waaronder in elk geval: (-) het Schengen Informatiesysteem (“SIS”), (-) de Terrorist Screening Database (“TSDB”) en (-) de Interpol Travel Documents Associated with Notices Database (“TDAWN”). Eiser heeft verzocht om medewerking bij de verwijdering van zijn persoonsgegevens uit die informatiesystemen.
6. Verweerder heeft het verzoek aangemerkt als een aanvraag op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (“AVG”).
Bij het besluit van 24 januari 2022 heeft verweerder inzicht verschaft in drie registraties. Twee daarvan zien op citaten uit interne emailberichten tussen werknemers van de NCTV (Proces 1 en Proces 2). De derde registratie ziet op informatie uit openbare mediaberichtgeving waarin eiser is genoemd (Proces 3).
In een aanvullend besluit van 10 juni 2022 heeft verweerder inzicht gegeven in een registratie die, volgens verweerder, abusievelijk niet in het eerste besluit was opgenomen (Proces 4). Het betreft een citaat uit een emailwisseling tussen medewerkers van de NCTV en de politie over de vraag of voor eiser een paspoortmaatregel is genomen.
7. Bij het verweerschrift heeft verweerder kopieën overgelegd van de documenten waarin de voornoemde persoonsgegevens zijn opgenomen.
Wat vindt eiser in beroep?
8. Eiser stelt dat de verstrekking onvolledig en onjuist is. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd, terwijl ook het vertrouwensbeginsel is geschonden. Daartoe voert hij het volgende aan.
9. Verweerder had een uitgebreidere zoekslag moeten uitvoeren. Het bestreden besluit vermeldt niets over een zoekslag in de gegevens van de Passagiersinformatie-eenheid Nederland (“Pi-NL-gegevens”), alsook de Advance Passenger Information (“API-gegevens”) en de Passenger Name Record-gegevens (“PNR-gegevens”) die worden vastgelegd door luchtvaartmaatschappijen. In de bezwaarfase is door verweerder toegezegd dat deze systemen, bij de toetsing van de volledigheid van de zoekslag, in de beoordeling zouden worden betrokken; dat is niet gebeurd. Er is daarnaast verzuimd de persoonsgegevens te verstrekken die zijn opgeslagen op een door de NCTV gebruikte kloon. [2]
10. De gegevens die wel zijn verstrekt, zijn volgens eiser onjuist, althans onvolledig.
Niet blijkt van wie de NCTV de persoonsgegevens heeft ontvangen en met wie deze gegevens vervolgens zijn gedeeld. Bovendien had een gegevensbeschermingseffectbeoordeling moeten worden verricht; de informatie die in het kader van die beoordeling voorhanden dient te zijn, had aan eiser moeten worden verstrekt. Omdat sprake is van profilering had daarnaast inzage moeten worden gegeven in de gevolgen van de verwerkingen.
Verder vermeldt het bestreden besluit ten onrechte dat paspoortnummers niet worden verwerkt; uit het aanvullende besluit blijkt dat het nummer van eisers paspoort wel is verwerkt.
11. Ook is verweerder ten onrechte niet ingegaan op het verzoek om verwijdering van persoonsgegevens.
12. Verder stelt eiser dat de NCTV niet wettelijk bevoegd was tot verwerking van zijn persoonsgegevens, met name waar het gaat om het raadplegen van openbare bronnen en het verwerken van bijzondere persoonsgegevens van religieuze aard.
Wat vindt de rechtbank?
De zorgvuldigheid van de verrichte zoekslagen
13. In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat het inzageverzoek is uitgezet bij diverse afdelingen van de NCTV, waarna in verschillende informatiesystemen is gezocht – functionele netwerkschijven, netwerkschijven van medewerkers, documentatiesystemen, functionele e-mailsystemen en e-mailboxen van medewerkers. Daarbij is gezocht op meerdere zoektermen, waarbij in vijf uiteenlopende varianten op de naam van eiser is gezocht. Bij de aanvullende zoekslag is op foutief gespelde varianten van zijn naam gezocht, evenals op andere, algemenere aanduidingen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze zoekslagen voldoende grondig.
14. Onder verwijzing naar de grenzen van de taakstelling van de NCTV en het doel van de daarmee samenhangende gegevensverwerkingen, is in het bestreden besluit voldoende uitgelegd dat verdere persoonsgegevens, zoals de Pi-NL-gegevens, API-gegevens en PNR-gegevens, niet onder de NCTV berusten. Bij het bestreden besluit is op bijlage 1 bovendien op begrijpelijke wijze uitgelegd dat de NCTV geen beschikking heeft tot de betreffende systemen. Om eiser wegwijs te maken heeft verweerder nog de betreffende verwerkingsverantwoordelijken benoemd. Daarmee is voldoende gemotiveerd dat de zoekslag zich niet tot deze systemen kon uitstrekken.
15. De conclusie van verweerder dat geen verdere persoonsgegevens van eiser zijn aangetroffen, is dan ook voldoende aannemelijk. Daarmee is het aan eiser om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek van verweerder, er toch nadere persoonsgegevens onder de NCTV berusten. [3] Daarin is eiser niet geslaagd.
16. Dat in het eerste primaire besluit niet onmiddellijk inzage in alle persoonsgegevens is verleend, wakkert de achterdocht van eiser aan. Dit is begrijpelijk, maar verweerder heeft deze omissie geloofwaardig toegelicht als het gevolg van een menselijke fout, die met het aanvullende besluit is hersteld.
17. Er is dus onvoldoende aanleiding om te betwijfelen, dat de door verweerder uitgevoerde zoekslagen voldoende grondig zijn geweest.
Bronnen en ontvangers
18. Voor Proces 1, 2 en 3 zijn de geraadpleegde openbare bronnen benoemd. Zo is inzicht gegeven in alle relevante informatie over de bronnen van de persoonsgegevens.
Met betrekking tot Proces 4 is aangegeven dat de persoonsgegevens zijn ontvangen van een medewerker van de politie. Voor het controleren van de rechtmatigheid van de verwerking is het niet nodig de identiteit van deze medewerker te noemen, terwijl daarmee inbreuk zou worden gepleegd op de rechten en vrijheden van derden. [4]
Over de bronnen van de persoonsgegevens is dus voldoende informatie gegeven.
19. Voor Proces 1, 2 en 3 heeft verweerder verduidelijkt, dat de betreffende gegevens alleen binnen de organisatie van de NCTV zijn gedeeld. Hiermee is eiser voldoende geïnformeerd. Over de identiteit van de werknemers die onder het gezag van de NCTV verwerkingsactiviteiten hebben verricht, hoeft verweerder niets openbaar te maken, tenzij die informatie onontbeerlijk is om eiser in staat te stellen zijn rechten uit te oefenen. [5] Daarvan is niet gebleken.
Met betrekking tot Proces 4 zijn de naam van de betrokken interne afdeling en het aantal betrokken medewerkers benoemd. Verder is vermeld dat de gegevens met een medewerker van de politie zijn gedeeld. Daarmee is eiser naar behoren geïnformeerd. Een interne afdeling van de NCTV is bovendien niet aan te merken als een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan, zoals bedoeld in de AVG en is dus ook geen ontvanger waarover verweerder informatie had moeten verstrekken. [6] Met het aanduiden van de afdeling heeft verweerder dus al meer inzicht gegeven dan waartoe hij strikt genomen kan worden verplicht.
Overige informatie(systemen)
20. Verweerder heeft geloofwaardig toegelicht dat de persoonsgegevens niet aan internationale dan wel buitenlandse organisaties zijn verstrekt. Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende uitgelegd dat de persoonsgegevens niet zijn opgenomen in de weekberichten van de NCTV en dat dit voor de zekerheid nog is geverifieerd door een medewerker. Verder heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de persoonsgegevens niet op de kloon voorkomen, omdat dit systeem pas geruime tijd na het inzageverzoek beschikbaar kwam.
21. Of de NCTV dan wel verweerder een gegevensbeschermingseffectbeoordeling had moeten uitvoeren, kan in het midden blijven, omdat de beantwoording van deze vraag niet van betekenis is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
22. Niet is gebleken dat de persoonsgegevens van eiser zijn gebruikt om bepaalde persoonlijke aspecten te evalueren, met het oog op het doen van voorspellingen of analyses over zijn beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren, interesses, betrouwbaarheid, gedrag, locatie of verplaatsingen. [7] Er is dus geen verplichting tot het verstrekken van informatie over de gevolgen van de verwerking.
23. Verweerder heeft in het verweerschrift een nuancering gegeven op de opmerking in het bestreden besluit, dat geen paspoortgegevens of Burgerservicenummers worden verwerkt. Bij de behartiging van de nationale veiligheid worden deze gegevens niet verwerkt, maar dat laat onverlet dat de NCTV deze gegevens kan verwerken bij uitvoering van de Paspoortwet en bij de behandeling van AVG-verzoeken. Hiermee is voldoende verduidelijkt waarom de paspoortgegevens van eiser in Proces 4 zijn verwerkt en is de motivering van het bestreden besluit op dit punt verbeterd.
Verwijdering
24. Het verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens, beoogt niet de verwijdering van alle persoonsgegevens die de NCTV over eiser heeft verwerkt. De strekking van het verwijderingsverzoek is voorwaardelijk: ingeval zijn persoonsgegevens mochten zijn gedeeld met buitenlandse instanties als de SIS, TSDB, TDAWN of een ander extern informatiesysteem, dan zou de NCTV voor verwijdering moeten zorgen, althans daaraan moeten meewerken. In het bestreden besluit en in het verweerschrift komt voldoende geloofwaardig naar voren, dat de NCTV geen persoonsgegevens van eiser met dergelijke instanties en systemen heeft gedeeld. Verweerder was daarom niet gehouden verder op het verwijderingsverzoek te reageren.
25. Tijdens de zitting heeft tussen eiser en verweerder afstemming plaatsgevonden over een nader te nemen besluit over de verwijdering van de persoonsgegevens van eiser. Partijen hebben daarover afgesproken dat zij na de zitting contact met elkaar opnemen.
Bevoegdheid
26. De rechtbank noteert dat eiser belangwekkende vragen opwerpt over de wettelijke bevoegdheid van de NCTV tot persoonsgegevensverwerkingen. Omdat een verzoek tot verwijdering van de aan de orde zijnde gegevens geen onderwerp van de procedure vormt, is dit punt van zuiver principiële aard en moet het buiten beschouwing blijven.

Conclusie en gevolgen

27. Het bestreden besluit is zorgvuldig tot stand gekomen en deugdelijk gemotiveerd. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is geen sprake. Het bestreden besluit blijft dus in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 15

Recht van inzage van de betrokkene

1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a)
de verwerkingsdoeleinden;
b)
de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c)
de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d)
indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e)
dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f)
dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g)
wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h)
het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.CTER: (Contra)-terrorisme, Extremisme en Radicalisering.
2.Een aparte harde schijf waarop in het kader van een opschonings- en archiveringstraject bestanden met persoonsgegevens zijn opgeslagen.
3.Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen op 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:292 en op 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452.
4.Zie in dit verband overweging 63 van de AVG.
5.Hof van Justitie 22 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:501.
6.Artikel 4 lid 9 van de AVG.
7.Artikel 4 lid 4 van de AVG.