ECLI:NL:RBDHA:2023:19183
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, had de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep behandeld en na afloop onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De motivering hiervoor was dat de aanvraag niet in behandeling kon worden genomen, omdat Oostenrijk had ingestemd met een verzoek om terugname van eiser. Bovendien was eiser geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken, wat impliceert dat hij geen prijs meer stelde op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De gemachtigde van eiser kon geen informatie verstrekken over de verblijfplaats van eiser of het contact met hem.
De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke behandeling van het beroep, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin. De uitspraak is bekendgemaakt op 14 november 2023, en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.