Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser is sinds 1 april 2008 werkzaam als Event Coördinator bij het [organisatie] , een door de NAVO geaccrediteerd internationaal samenwerkingsverband van de aangesloten landen. Binnen het [organisatie] is eiser de enige Nederlandse burgerlijke ambtenaar. Eiser verzoekt verweerder om de bezoldiging en vergoedingen die militaire collega’s die zijn uitgeleend aan het [organisatie] ontvangen ook op hem van toepassing te verklaren en hem te compenseren voor de in het verleden misgelopen vergoedingen.
Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake zou zijn van procesbelang. Verweerder overweegt daartoe dat eiser met het bezwaar niet kan bereiken wat hij met het bezwaar wil bereiken, omdat het volgens verweerder niet mogelijk is om gelijk te worden beloond als zijn militaire collega’s.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder zijn bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verder bestaat er volgens eiser geen rechtvaardigingsgrond voor verweerder om hem in deze functie anders te belonen dan de militaire ambtenaren bij het [organisatie] . Ook constateert eiser dat er een verschil bestaat tussen enerzijds zijn bruto salaris en anderzijds de vergoeding die Defensie van het [organisatie] voor zijn diensten ontvangt, en verzoekt om zijn bruto salaris gelijk te stellen met deze vergoeding.
kankrijgen maakt dit niet anders nu de beoordeling van dat standpunt een inhoudelijke beoordeling vergt. Verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dus in zoverre gegrond.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om zijn brutosalaris gelijk te laten stellen met de vergoeding die verweerder van het [organisatie] ontvangt terecht heeft afgewezen. De rechtbank volgt de redenatie van verweerder in het bestreden besluit dat de bekostiging van de arbeidsplaats van eiser een afspraak betreft tussen Defensie en het [organisatie] , en dat eiser hier geen rechten aan kan ontlenen. De stelling van eiser dat de afspraken tussen beide partijen niet inzichtelijk zijn gemaakt, doet hier dan ook niet aan af. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het verschil gelegen is in de afdracht van sociale premies en pensioenopbouw. De enkele niet onderbouwde stelling van eiser dat dit niet klopt acht de rechtbank onvoldoende om deze uitleg niet aannemelijk te achten. Het betoog van eiser slaagt niet.