Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam verzoekster] , verzoekster
[namen kinderen](gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haarzelf en haar minderjarige kinderen. De aanvraag was ingediend, maar er was geen tijdig besluit genomen door de verweerder. Op 8 augustus 2023 heeft de verweerder de Nederlandse ambassade te Beiroet gemachtigd om de mvv te verlenen aan verzoekster en haar kinderen. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist, is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft bepaald dat de verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.