In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser was op 26 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting heeft eiser schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om persoonlijk te verschijnen, maar was hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. W.H.M. Ummels.
De rechtbank heeft de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat eiser zich niet op de voorgeschreven wijze in Nederland heeft bevonden en niet voldoende heeft meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding van eiser rechtmatig was, ondanks zijn bezwaar dat hij zonder advocaat was gehoord. De rechtbank concludeerde dat de gemachtigde van eiser op goede gronden heeft kunnen concluderen dat eiser geen advocaat wenste bij zijn gehoor. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele waarborgen in vreemdelingenzaken, met name het recht op rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder een maatregel van bewaring kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De beslissing is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.