4.5Bij de beoordeling of in Haïti sprake is van een 15c-situatie heeft verweerder allereerst betrokken dat uit de verslaglegging door de diverse bronnen blijkt dat er in Haïti geen sprake is van een internationaal of grootschalig binnenlands gewapend conflict. De rechtbank onderschrijft dat dit uit die bronnen blijkt en dat dit element relevant is bij de beoordeling. Het geweld dat er in Haïti is, wordt met name gepleegd door criminele bendes, lijkt in beperkte mate ongeorganiseerd en is vooral geconcentreerd in het departement Ouest, met name in Port-au-Prince , en in departement Artibonite. Dit geweld is dus beperkt verspreid in Haïti. Uit de verslaglegging volgt verder niet dat geweld van de zijde van de autoriteiten ook een belangrijke bron van onveiligheid is. Een volgend element of criterium dat verweerder bij de beoordeling heeft betrokken is het aantal burgerslachtoffers en ontheemden in verhouding tot de omvang van de bevolking van Haïti in het algemeen en de plaats van herkomst van eiseres, Port-au-Prince , in het bijzonder. Het aantal slachtoffers van geweld, ontvoeringen en verwondingen is, volgens de VN, in 2023 toegenomen met 28% ten opzichte van het laatste kwartaal van 2022. Hoewel de bronnen divergeren wat betreft concrete cijfers, zijn er tussen 1 januari en 15 augustus 2023 in elk geval meer dan 2493 mensen gedood, 902 mensen gewond geraakt en 951 mensen gekidnapt. Er zouden mogelijk ongeveer 1200 tot 2000 mensen slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld. Het aantal ontheemden in 2022 is 155.319, de meeste zijn afkomstig uit Port-au-Prince en de voorsteden en het overgrote deel (115.647) blijft ook in het grootstedelijk gebied van Port-au-Prince . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht deze cijfers als criterium aangemerkt op grond waarvan geen reden hoeft te worden gezien om aan te nemen dat in Haïti of in de hoofdstad Port-au-Prince sprake is van een uitzonderlijke situatie waarbij een burger, louter door zijn aanwezigheid daar, een reëel risico op ernstige schade zou lopen. Daarbij is relevant dat Haïti 11,7 miljoen inwoners heeft waarvan ruim 1,2 miljoen in de hoofdstad. Ook is relevant dat het aantal ontheemden groot is, maar zij geen reden zien om het gebied van Port-au-Prince geheel te verlaten. Een ander element of criterium dat verweerder, naar het oordeel van de rechtbank terecht, bij de beoordeling heeft betrokken is de eventuele aanwezigheid van een veiligheidsstructuur. Wat dit betreft volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat uit de landeninformatie blijkt dat ondanks dat de autoriteiten niet in staat zijn om adequaat te reageren op het bendegeweld en de criminaliteit, er tegelijkertijd niet kan worden gesteld dat in Haïti geen sprake is van een basale veiligheidsstructuur. De autoriteiten staan niet geheel onverschillig tegenover het geweld veroorzaakt door criminele groepen, en er vinden politieoperaties plaats die zich richten tegen het bendegeweld. Daarnaast bieden onder meer de Verenigde Staten, Canada, de Europese Unie en Kenia humanitaire hulp en technische en financiële ondersteuning aan de Haïtiaanse politie.
4.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet wat in rechtsoverweging 4.5 is overwogen, deugdelijk gemotiveerd en terecht op het standpunt gesteld dat in Haïti geen sprake is van een 15c-situatie, ook niet in Port-au-Prince . Wat eiseres daartegen heeft ingebracht is onvoldoende voor een ander oordeel. Dat iedere dode er één te veel is, zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft opgemerkt, kan worden gevolgd, maar is onvoldoende om een 15c-situatie aan te nemen. Haar niet nader onderbouwde stelling dat mogelijk sprake is van onderrapportage in die zin dat mogelijk sprake is van veel meer slachtoffers van willekeurig geweld is daarvoor ook onvoldoende. Terwijl de rechtbank het aantal slachtoffers van geweld in Haïti niet wil bagatelliseren, ligt dit aantal ook niet zo hoog dat gezegd kan worden dat eenieder enkel door zijn aanwezigheid al een reëel risico op ernstige schade loopt. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet.
Heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat in Haïti geen sprake is van een uitzonderlijke humanitaire situatie?
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, hoewel er sprake is van een slechte en complexe humanitaire situatie, eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Haïti sprake is van erbarmelijke humanitaire omstandigheden die maken dat uitzetting in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat uit het arrest Sufi en Elmivan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat, wanneer een humanitaire situatie zich niet afspeelt in de context van een gewapend conflict, artikel 3 van het EVRM slechts wordt geschonden in “very exceptional cases where the humanitarian grounds against removal are compelling”. Sociale en humanitaire problemen zoals gebrekkige toegang tot werk, voedselonzekerheid en armoede zijn op zichzelf, hoewel zorgelijk, niet van dien aard dat daarin een schending van artikel 3 van het EVRM is gelegen. Eiseres heeft in beroep geen gronden aangevoerd die er op wijzen dat in Haïti wel sprake is van een zeer uitzonderlijk slechte humanitaire situatie als bedoeld in het arrest Sufi en Elmi.
6. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege de algemene veiligheids- of humanitaire situatie in Haïti in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw. De rechtbank zal hierna de beroepsgronden bespreken van eiseres tegen de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar individuele asielrelaas.
Heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is?
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij laat vallen de tegenwerping in het verweerschrift dat de beroepsgronden van 22 april 2022 die zien op de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas al niet kunnen slagen omdat ze de facto een herhaling vormen van wat in zienswijze is aangevoerd. Deze tegenwerping zal de rechtbank daarom niet nader bespreken. Wel bespreekt de rechtbank hieronder, in het licht van wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, de motivering in het bestreden besluit en de daarin ingelaste overwegingen uit het voornemen over de door verweerder ongeloofwaardig geachte relevante elementen 2 en 3.
Ontvoering en verkrachting in 2013
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres wisselend, ontwijkend of niet eenduidig heeft verklaard over de ‘baas’ van de bende die haar in 2013 heeft ontvoerd en verkracht. Eiseres heeft er in dit verband terecht op gewezen dat uit het gehoorverslag blijkt dat zij in de war was door de vragen van verweerder. Zij heeft in haar vrije relaas verklaard: “De volgende dag kwam
denk ik(cursivering door de rechtbank) hun baas”. Na enige tijd, in de middag, volgt de vraag van verweerder over de betreffende persoon (“U zei dat op het laatst nog iemand kwam die de baas leek. Kunt u deze persoon omschrijven?”). Eiseres geeft daarop aan in de war te zijn en dat de situaties van 2013 en 2017 niet door elkaar moeten worden gehaald.Het tijdsverloop, alsmede het feit dat eiseres bij de gestelde verkrachtingen in 2017 de daders wel kende (zie hierna), heeft aan die verwarring bij kunnen dragen. Nu uit de verdere verklaringen van eiseres blijkt dat ook zij niet zeker wist of het de baas was, en dat zij ook de mannen achter de gebeurtenissen in 2013 niet kende, valt niet in te zien dat deze verklaringen als wisselend, ontwijkend of niet eenduidig zijn aan te merken.