ECLI:NL:RBDHA:2023:19105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.35628 en AWB 23/13287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van vrijheidsbeperkende maatregel en HTL-plaatsing in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van verweerders. Het eerste besluit betrof de plaatsing van eiser in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, en het tweede besluit betrof de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser stelde dat de besluiten onrechtmatig waren, omdat de incidenten die aan de besluiten ten grondslag lagen, dateren van voor de datum van de besluiten en er geen recente gedragingen waren die de maatregelen rechtvaardigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser betrokken was bij meerdere incidenten, waaronder fysiek en verbaal agressief gedrag, en dat deze gedragingen door verweerders terecht zijn gekwalificeerd als gedragingen met een zeer grote impact. De rechtbank oordeelde dat het enkele verloop van tijd ten aanzien van de incidenten onvoldoende was om de besluiten niet meer te kunnen nemen. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van 15 oktober 2023, die gebaseerd waren op het incident van 24 februari 2023, proportioneel en op goede gronden waren opgelegd. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de gedragingen van de eiser in de beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde maatregelen, en dat het tijdsverloop niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van besluiten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.35628 en AWB 23/13287

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 15 oktober 2023 (het bestreden besluit 2) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/13287. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.35628.
Eiser heeft de rechtbank tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/13288. Op dit verzoek wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.
Eiser heeft op 20 november 2023 en na ondertekening van een consequentieverklaring de HTL verlaten. Diezelfde dag heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerders hebben zich ook op de rechtbank laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 15 oktober 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact.
1.1.
Eiser heeft van 11 augustus 2020 tot 7 januari 2021 in de opvang van het COA verbleven en is in die periode meerdere malen negatief in beeld geweest bij het COA. Zo is eiser fysiek agressief geweest jegens personeel en medebewoners, is eiser verbaal agressief geweest jegens personeel en heeft hij driemaal de huisregels overtreden. Het COA heeft in het licht van deze gebeurtenissen een correctiegesprek met eiser gevoerd, eiser een waarschuwing gegeven, een ROV 1-maatrgeel opgelegd, een ROV 2-maatregel opgelegd en tweemaal een ROV 4-maatregel met time-out opgelegd. Deze gebeurtenissen worden door eiser niet bestreden.
1.2.
Sinds 2 januari 2023 verblijft eiser wederom in de opvang van het COA. Op 23 februari 2023 heeft wederom een incident met zeer grote impact plaatsgevonden waarbij eiser doodsbedreigingen heeft geuit naar medewerkers van het reguliere AZC, medewerkers van de AMV en naar minderjarige bewoners. Hiervoor is een ROV 4-maatregel opgelegd. Toen eiser op 24 februari 2023 voor zijn maatregelengesprek bij de receptie kwam heeft eiser medewerkers met de dood bedreigd, is eiser fysiek agressief geweest naar medewerkers en is eiser verbaal en fysiek agressief geweest tegen een medebewoner. Het incident van 24 februari had een zeer grote impact en, omdat eiser blijft volharden in onacceptabel en agressief gedrag, en om de veiligheid op de reguliere locatie te waarborgen heeft verweerder 1 besloten om eiser in de HTL op te nemen. Ook deze gebeurtenissen worden door eiser niet bestreden.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 15 oktober 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten van partijen
3. Eiser stelt dat zowel de maatregel van vrijheidsbeperking als de HTL-maatregel ten onrechte zijn opgelegd. De incidenten waarnaar wordt verwezen dateren volgens eiser van ver voor 15 oktober 2023. Er worden incidenten aangehaald die zich in het jaar 2020 hebben afgespeeld. Voorts is het is het laatste incident van 24 februari 2023. Dat is bijna zes maanden voor 15 oktober 2023. Voor of op de datum van 15 oktober 2023 heeft eiser geen enkele handeling gepleegd die de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel en de oplegging van een HTL maatregel rechtvaardigen. Volgens eiser hadden verweerders - indien zij zes maanden na het incident nog maatregelen hadden willen opleggen op basis van dat incident – in ieder geval op de dag van het incident de formele besluiten moeten nemen zouden zij die op een later moment willen effectueren. Nu deze besluiten destijds niet zijn genomen is zowel de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als de HTL maatregel onrechtmatig geweest.
4. Verweerders stellen zich op het standpunt dat niet het tijdsverloop maar het gedrag van eiser leidend is bij de overweging om al dan niet een plaatsingsbesluit te nemen en een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Nu de incidenten niet bestreden worden en de gedragingen een plaatsing in de HTL en een vrijheidsbeperkende maatregel rechtvaardigen stellen verweerders zich op het standpunt dat als meneer opvang wil, hij opvang kan krijgen in de HTL om daar te laten zien dat zijn gedrag verbeterd is. Het standpunt dat verweerders op de dag van het incident de besluiten hadden moeten nemen volgen verweerders niet. Naar hun mening was het evident dat de besluiten genomen gingen worden en is, zoals reeds gesteld, het vaststellen van een positieve gedragsverandering leidend.
Oordeel rechtbank
5. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt vast dat eiser niet ontkent dat hij betrokken is geweest bij de incidenten zoals beschreven in het plaatsingsbesluit. Eiser heeft ook het incident dat heeft geleid tot de HTL-plaatsing in onderhavig beroep als zodanig niet bestreden. De rechtbank gaat daarom uit van de incidenten zoals opgenomen in de verslaglegging van het COa. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 deze gedragingen terecht heeft aangemerkt als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan bij de medewerkers. Verweerder 1 heeft dan ook op goede gronden overwogen dat het effectueren van opvang in eisers geval enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvang. Ook staat vast dat de eerder aan eiser opgelegde (ROV-)maatregelen geen positieve gedragsverandering bij eiser teweeg hebben gebracht.
5.1.
De rechtbank acht het enkele verloop van tijd ten aanzien van het incident onvoldoende voor het oordeel dat de onderhavige besluiten niet meer genomen konden worden op 15 oktober 2023. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het eiser duidelijk moet zijn geweest dat er spoedig na het incident op 24 februari 2023 een plaatsingsbesluit en artikel 56 maatregel besluit zou volgen. Er is hierover immers op 25 februari 2023 met eiser gesproken, waarna eiser heeft besluit niet heeft afgewacht, maar direct heeft afgezien van opvang. Uit het dossier volgt niet dat het plaatsingsbesluit vervolgens nog genomen is. Nadat eiser zich op 14 oktober 2023 weer meldde bij het AZC in Ter Apel, is eiser doorgestuurd naar de HTL waar wederom met eiser is gesproken over de maatregel. Vervolgens is op 15 oktober 2023 het plaatsingsbesluit en maatregelbesluit genomen. Nu eiser er door zijn vertrek op 25 februari 2023 voor heeft gezorgd dat deze besluiten niet konden worden geeffectueerd, en er geen aanwijzingen zijn dat eiser zijn gedrag heeft verbeterd, is de rechtbank van oordeel dat de besluiten van 15 oktober 2023 konden worden gebaseerd op het incident van 24 februari 2023. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat het plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel proportioneel en op goede gronden opgelegd zijn.
6. De beroepen zijn daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl, op 7 december 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.