ECLI:NL:RBDHA:2023:19093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.29862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en vertrektermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Tunesische nationaliteit en geboren op 6 juli 2000, diende op 15 mei 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 14 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de verklaringen over de bedreigingen door een man genaamd [naam] ongeloofwaardig vond. Eiser had geen onderbouwde argumenten gepresenteerd om de staatssecretaris te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding zag om de beslissing op de asielaanvraag aan te houden, ondanks de beweringen van eiser dat hij documentatie uit Tunesië aan het verkrijgen was.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiser een vertrektermijn te geven, gezien de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29862

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 6 juli 2000. Hij heeft op 15 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 14 september 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023, samen met de zaak NL23.29863, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser wordt in Tunesië bedreigd door [naam] . Deze man heeft geld gevraagd aan eiser en eiser heeft dit geweigerd. Vervolgens heeft hij eiser in elkaar geslagen en de carwash van eiser in brand gestoken. Ook is het huis van de familie van eiser beschadigd. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie. Door de banden van [naam] met de lokale politie is eiser na deze aangifte in verzekering gesteld en uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: (1) Identiteit, nationaliteit en herkomst en (2) Gevangenisstraf van vijf jaar vanwege problemen met [naam] .
5.1.
De staatssecretaris heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft het tweede relevante element ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn problemen met [naam] en de aangifte die eiser heeft gedaan bij de politie (waardoor eiser veroordeeld is tot een gevangenisstraf van vijf jaar) ongeloofwaardig zijn.
Mocht de staatssecretaris de problemen met [naam] ongeloofwaardig achten?
6. Voor zover eiser met de stelling dat hij uitgebreide, consistente en geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn problemen in zijn land van herkomst heeft willen betogen dat de staatssecretaris zijn problemen in Tunesië ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, slaagt dit betoog niet. Eiser heeft dit betoog niet nader onderbouwd.
Had de staatssecretaris de beslissing op de asielaanvraag moeten aanhouden?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de beslissing op de asielaanvraag had moeten aanhouden. Hij is al langere tijd bezig met het verkrijgen van documentatie via zijn advocaat in Tunesië. Volgens eiser is het niet eenvoudig deze documentatie te verkrijgen en kost dit tijd. Daarnaast blijkt volgens eiser uit zijn verklaringen dat hij inspanningen verricht om deze documentatie te verkrijgen en is er geen reden voor de staatssecretaris om hieraan te twijfelen. De staatssecretaris had in het kader van een zorgvuldige besluitvorming daarom aanleiding moeten zien de beslissing op de asielaanvraag aan te houden. Het enkele feit dat eiser al langere tijd in Europa verblijft en daarmee eerder tijd zou hebben gehad de documentatie te verzamelen, doet aan dit zorgvuldigheidsvereiste volgens eiser niet af.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het niet te volgen is dat eiser sinds 2021 in Europa is, in zowel Italië als Duitsland een asielprocedure heeft doorlopen en nog steeds geen documentatie kan overleggen. Daarnaast heeft eiser tijdens het gehoor veilig land van herkomst verklaard dat hij binnen één maand documenten zou hebben die zijn familie uit Tunesië zou opsturen en dat zijn advocaat uit Tunesië binnen één maand contact zou opnemen met eiser, maar is dit tot op heden (kennelijk) niet gebeurd. Daarnaast heeft eiser op geen enkele wijze onderbouwd of stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij of zijn advocaat op dit moment bezig is met het verkrijgen van onderbouwende documentatie. De staatssecretaris had daarom geen aanleiding hoeven zien om de beslissing op de asielaanvraag van eiser aan te houden.
Had de staatssecretaris eiser een vertrektermijn moeten gunnen?
8. Eiser stelt dat de staatssecretaris hem de gelegenheid had moeten geven om zelfstandig uit Nederland te vertrekken en hem een redelijke en realistische termijn had moeten bieden. Volgens eiser is onmiddellijk vertrek uit Nederland zonder enige vorm van steun en begeleiding voor hem onmogelijk.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris kan eiser een vertrektermijn onthouden. [1] De staatssecretaris maakt van deze bevoegdheid gebruik als de asielaanvraag van een meerderjarige vreemdeling wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] Gelet op wat hiervoor is overwogen, mocht de staatssecretaris dat in het geval van eiser doen. De staatssecretaris had in wat eiser aanvoert geen reden hoeven zien om van dit beleid af te wijken.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie het beleid in paragraaf A3/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.