ECLI:NL:RBDHA:2023:19071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/4365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over recht op opvang voor asielzoeker na asielvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker, eiser, en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (Coa). Eiser had op 22 augustus 2022 een asielvergunning verkregen, wat hem recht gaf op opvang via de gemeente. Echter, eiser had ook recht op opvang van het Coa, mits hij zich wekelijks meldde en instemming vroeg voor de voortzetting van deze opvang. Eiser heeft echter niet tijdig de vereiste instemming gevraagd, wat leidde tot de beëindiging van zijn opvang op 20 december 2022. Eiser heeft hiertegen geprocedeerd, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen recht meer had op opvang van het Coa, omdat hij niet aan zijn meldplicht had voldaan. De rechtbank overwoog dat er geen zeer bijzondere individuele omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. Eiser had weliswaar zijn opvang verloren en was in de daklozenopvang terechtgekomen, maar dit werd niet als voldoende beschouwd om het Coa te verplichten tot het verlenen van opvang. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een proceskostenvergoeding af, maar kende wel vrijstelling van het griffierecht toe aan eiser, gezien zijn financiële situatie. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4365
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. E. Derksen), en
Centraal orgaan opvang asielzoekers, Coa (gemachtigde: mr. M.A. Gündogdu).

Procesverloop

In het besluit van 5 april 2022 heeft het Coa het verzoek van eiser om recht op opvang bij het Coa afgewezen. Op 19 mei 2022 heeft het Coa een aanvullend besluit genomen en opnieuw het recht op opvang bij het Coa afgewezen.
Eiser heeft tegen het besluit van 5 april 2022 beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening1 te treffen. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19 van de Awb2 ook betrekking op het besluit van 19 mei 2022. Het Coa heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 16 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Shamoun. Het Coa heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft eiser zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Daarop hoeft dus niet meer te worden beslist.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
1. Zaaknummer AWB 23/4366.
2 Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft sinds 22 augustus 2022 een asielvergunning3 en had vanaf die datum recht op opvang via de gemeente. Hij had daarom in principe geen recht meer op opvang van het Coa. Het Coa heeft er echter mee ingestemd eiser toch nog op te vangen.4 Om dit recht op “extra” opvang te houden, moest eiser zich elke week melden. Daardoor kon hij instemming verkrijgen voor de voortzetting van de opvang (en andere Rva-verstrekkingen). Op 20 december 2022 is de opvang van eiser beëindigd, omdat eiser niet op tijd de vereiste instemming had gevraagd en verkregen. Eiser was het niet eens met deze beëindiging en heeft daarover geprocedeerd bij de rechtbank. Deze procedures hebben er echter niet toe geleid dat eiser weer opvang kreeg van het Coa. Vanaf 20 december 2022 verbleef eiser in de daklozenopvang. Sinds 21 september 2023 heeft eiser een woning in [plaats] .
3. Het Coa heeft aangevoerd dat eiser op 29 november 2022 voor het laatst de instemming heeft gevraagd en gekregen voor voortzetting van de opvang. Eiser had zich op 6 december 2022 opnieuw moeten melden, maar heeft dat niet (op tijd) gedaan. Op 13 december 2022 heeft hij zich ook niet (op tijd) gemeld. Eiser is er uitdrukkelijk op gewezen wat de gevolgen zouden zijn van het niet (op tijd) melden. Op 20 december 2022 heeft eiser zich opnieuw te laat gemeld. Zijn recht op opvang is die dag komen te vervallen. Niet is gebleken van een overmachtssituatie waardoor eiser de instemming niet kon verkrijgen. Volgens het Coa is er ook geen sprake van zeer bijzondere individuele omstandigheden waardoor aan eiser toch feitelijk opvang verleend zou moeten worden.
4. Volgens eiser is zijn opvang op 20 december 2022 ten onrechte beëindigd. Hij heeft namelijk voldaan aan zijn meldplicht. Daarnaast stelt hij dat als al zou kunnen worden gezegd door het Coa dat hij niet aan zijn meldplicht heeft voldaan, hij wel een goede reden had om er niet aan te kunnen voldoen. Hij moest namelijk werken en heeft het Coa ook laten weten dat hij zich niet op tijd kon melden. Verder vindt eiser dat hij onvoldoende is voorgelicht door het Coa over de gevolgen van het niet melden. Door de beëindiging van de opvang door het Coa is eiser aangewezen geweest op de daklozenopvang. Hierdoor is hij onder andere zijn baan kwijtgeraakt. Dit is een bijzondere individuele omstandigheid, waardoor het weigeren van de opvang voor eiser onevenredig is.
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Eiser heeft op 22 augustus 2022 een asielvergunning gekregen en daarom is hij geen asielzoeker meer. Eiser valt ook niet binnen één van de categorieën die worden gelijkgesteld met asielzoekers.5 Op het moment dat eiser zijn asielvergunning kreeg, kreeg hij recht op opvang van de gemeente. In de tijd dat eiser moest wachten tot hij opvang van de gemeente kreeg, had hij recht op opvang via het Coa kunnen krijgen. Om daar aanspraak op te maken had eiser zich iedere week moeten melden bij het Coa: had hij om instemming moeten vragen en had hij die instemming moeten krijgen van het Coa.6
3 De asielvergunning van eiser was geldig vanaf 28 oktober 2021.
4 Zie artikel 12 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva).
5 Zie artikel 1, aanhef en onder d en artikel 3, tweede lid, van de Rva.
6 Zie artikel 12 van de Rva.
6. Eiser heeft deze instemming in ieder geval tot 29 november 2022 gekregen. Na 29 november 2022 heeft eiser deze instemming echter niet meer op tijd gevraagd. Hierdoor is eisers recht op opvang via het Coa van rechtswege komen te vervallen. Dit betekent dat rechtstreeks uit de wet volgt dat eiser geen recht meer had op opvang van het Coa.
7. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij toestemming had van het Coa om zich later te melden. Uit informatie van het Coa blijkt dat zij eiser op 13 december 2022 mondeling hebben medegedeeld dat hij uit de opvang zou worden gezet als hij zich opnieuw niet (op tijd) zou melden. Eiser heeft gesteld dat hij deze mondelinge waarschuwing niet heeft gekregen, maar alleen op 20 december 2022 een brief heeft ontvangen van het Coa waarin staat dat zijn leefgeld werd ingehouden. Nog afgezien van het feit dat deze brief dus van een week ná de mondelinge waarschuwing zou zijn, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij deze brief heeft gekregen. Eiser heeft de brief namelijk niet aan de rechtbank laten zien en heeft tijdens de zitting gezegd dat hij de brief niet meer heeft. Eiser heeft hierover verklaard dat hij de brief op zijn kamer had liggen en dat de brief misschien is kwijt geraakt toen zijn opvang werd beëindigd omdat hij niet zelf zijn tas in kon pakken, aangezien medewerkers van het Coa dat al gedaan hadden. Maar het was (en is) de verantwoordelijkheid van eiser om dit soort belangrijke informatie te bewaren. Nu is het niet te achterhalen waar de brief van 20 december 2022 over gaat en dat komt voor rekening en risico van eiser. Verder blijkt uit de systemen van het Coa niet dat een brief naar eiser is gestuurd over inhouding van het leefgeld. De rechtbank gaat uit van de informatie van het Coa waarin staat dat eiser op 13 december 2022 mondeling een waarschuwing heeft gekregen dat hij de opvang uitgezet zou worden als hij zich niet op tijd zou melden. Hoewel dus uit de wet al volgt dat eiser geen recht meer had op opvang van het Coa, heeft eiser ook nog een waarschuwing gekregen van het Coa.
8. De rechtbank begrijpt dat het zwaar is geweest voor eiser dat hij in de daklozenopvang is terechtgekomen, dat zijn gezinsherenigingsprocedure hierdoor is vertraagd en hij zijn baan is kwijtgeraakt. Dit zijn echter geen zeer bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan het Coa eiser, buiten de wet om, toch opvang had moeten verlenen.
Vrijstelling griffierecht
9. Het verzoek van eiser tot vrijstelling van het griffierecht wordt toegewezen. Hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het griffierecht niet kan betalen.
Proceskostenvergoeding
10. Er bestaat geen reden om aan eiser een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.