ECLI:NL:RBDHA:2023:19064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.34460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag onder de Dublinverordening met betrekking tot Spanje en de opvang van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag indiende in Nederland op 3 oktober 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 23 november 2023, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet heeft aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is in zijn geval. De Spaanse autoriteiten hebben namelijk bevestigd dat de asielaanvraag van de eiser in behandeling zal worden genomen, en dat hij recht heeft op opvangvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over de omstandigheden in Spanje, waaronder de psychische problemen van zijn vrouw en de gebrekkige hulp die hij daar heeft ontvangen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34460

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], V-nummer: [Nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Op 3 oktober 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 2 januari 2023 via Spanje illegaal het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Spanje verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. [2] De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser en zijn vrouw hebben in Spanje onder erbarmelijke omstandigheden op straat geleefd. De vrouw van eiser heeft hierdoor psychische problemen gekregen, waarvoor zij is opgenomen in een psychiatrische instelling. Eiser heeft bij hulporganisaties om hulp verzocht, maar hij heeft geen hulp gekregen. Verder heeft verweerder ten onrechte in het bestreden besluit tegengeworpen dat eiser zijn huwelijk en de opname van zijn vrouw niet heeft onderbouwd, nu niet valt in te zien dat deze omstandigheden niet geloofwaardig zijn en hierover in het voornemen niets is opgemerkt. Ook over de medische klachten van eiser heeft verweerder in het bestreden besluit een ander standpunt ingenomen dan in het voornemen. Eiser meent dat de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt en dat verweerder daarom toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje voorts uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan.
5. Eiser is hierin niet geslaagd. Met het claimakkoord hebben de Spaanse autoriteiten gegarandeerd dat eisers asielaanvraag in behandeling wordt genomen in overeenstemming met de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Dat betekent ook dat eiser aanspraak kan maken op opvangvoorzieningen. Voor zover eiser toch problemen ondervindt bij het verkrijgen van opvang of andere voorzieningen, dient hij hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk of zinloos is. De enkele stelling van eiser dat hij eerder in Spanje geen hulp heeft gekregen van hulporganisaties is daarvoor onvoldoende.
6. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser zijn gestelde huwelijk en de opname van zijn gestelde echtgenote in een psychiatrische instelling niet heeft onderbouwd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder in het bestreden besluit een ander standpunt heeft ingenomen dan in het voornemen. In reactie op de zienswijze heeft verweerder de beoordeling in het bestreden besluit nader gemotiveerd. Dit geldt eveneens ten aanzien van verweerders overwegingen over de door eiser gestelde medische klachten.
7. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.