ECLI:NL:RBDHA:2023:19061
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.K. Ruijzendaal, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 26 september 2023, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. De rechtbank heeft de zaak op 29 november 2023 behandeld in Breda, waar zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken, dat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten, zoals Duitsland, de rechten van asielzoekers respecteren. De eiser voerde aan dat Duitsland niet aan zijn zorgplicht voldeed en dat hij geen bescherming kon verwachten. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Ook zijn argumenten over zijn medische situatie en het ontvangen van een 'ausweis' in Duitsland werden verworpen, omdat hij geen medisch bewijs had overgelegd en de acceptatie van de claim door Duitsland aangaf dat hij terug kon keren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.