ECLI:NL:RBDHA:2023:19061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.30723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.K. Ruijzendaal, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 26 september 2023, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. De rechtbank heeft de zaak op 29 november 2023 behandeld in Breda, waar zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken, dat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten, zoals Duitsland, de rechten van asielzoekers respecteren. De eiser voerde aan dat Duitsland niet aan zijn zorgplicht voldeed en dat hij geen bescherming kon verwachten. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Ook zijn argumenten over zijn medische situatie en het ontvangen van een 'ausweis' in Duitsland werden verworpen, omdat hij geen medisch bewijs had overgelegd en de acceptatie van de claim door Duitsland aangaf dat hij terug kon keren.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30723
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Interstatelijk vertrouwensbeginsel
1. Eiser voert aan dat ten aanzien van Duitsland niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Duitsland heeft bij bericht van 21 juli 2023 de claim van Nederland geaccepteerd. Daarmee heeft Duitsland de volledige verantwoordelijkheid geaccepteerd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Daarbij hoort ook de mogelijkheid om een herhaalde asielaanvraag in te dienen na de overdracht, een plaats in de opvang en toegang tot medische voorzieningen. In beginsel dient hiervan uit te worden gegaan op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet opgaat.
2. In dit geval is niet geschil dat in zijn algemeenheid uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland. En op basis van de persoonlijke ervaringen van eiser bestaat ook geen aanleiding om hier anders over te denken. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij opvang heeft gehad in Duitsland en dat hij niet heeft geprobeerd om aangifte te doen met betrekking tot de problemen met zijn vrienden. Om die reden treffen de stellingen van eiser dat hij geen bescherming kan krijgen van de Duitse autoriteiten, dat hij vreest voor een situatie als bedoeld in het arrest Jawo [1] , dat hij geen eerlijke behandeling van zijn asielaanvraag zal krijgen, dat hij geen opvang zal krijgen en dat hij geen toegang zal krijgen tot medische voorzieningen, geen doel. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.

Medische omstandigheden

3. Eiser stelt dat verweerder zijn medische situatie onvoldoende onderzocht heeft. Eiser heeft echter niet onderbouwd waaruit volgt dat verweerder die onderzoeksplicht heeft. Bovendien heeft eiser geen enkel medisch stuk ingebracht ter onderbouwing van zijn medische situatie. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ausweis
4. Tot slot stelt eiser dat hij een ‘ausweis’ heeft ontvangen in Duitsland en dat hij daarom niet terug kan keren naar Duitsland. Maar uit de acceptatie van de claim blijkt dat eiser terug kan keren naar Duitsland. De beroepsgrond slaagt niet.
Proceskosten
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023 door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, Jawo tegen Duitsland