ECLI:NL:RBDHA:2023:19056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.29421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens gebrek aan bewijs en inconsistenties in verklaringen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1991, heeft op 16 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 11 september 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 25 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Rasul, en de Staatssecretaris door mr. C.J. Ohrtmann.

De eiser stelt dat hij niet kan terugkeren naar Algerije vanwege problemen met zijn familie en de familie van zijn ex-partner, met wie hij een dochter heeft. Hij heeft geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claims, zoals bewijs van zijn huwelijk, de geboorte van zijn dochter, en zijn lening. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser, die inconsistent en onduidelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is, omdat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen.

De rechtbank wijst erop dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij niet in staat is om documenten te verkrijgen, en dat zijn verklaringen over zijn lening en de gevolgen daarvan voor zijn terugkeer naar Algerije niet overtuigend zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.29421
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. Rasul),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 16 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 11 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Pater, als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 16 maart 2023 een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij niet terug kan keren naar Algerije, omdat hij problemen heeft met zijn eigen familie en die van zijn ex-partner waarmee hij een dochtertje ( [A] ) heeft gekregen. Eisers ouders hebben gezegd dat eiser hun zoon niet meer is en dat hij schande heeft gebracht in de familie, omdat zijn ex-partner bekend staat als een losbandige vrouw. Toen eiser een relatie met haar kreeg begonnen mensen anders naar hem te kijken, terwijl hij eerst een gerespecteerd man was. De ooms van zijn ex-partner hebben eiser mishandeld, omdat zij wilden dat eiser met zijn ex-partner zou trouwen. Eiser is uiteindelijk één week getrouwd geweest met zijn ex-partner, om [A] te erkennen en haar zijn naam te geven. Verder heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij een schuld heeft in Algerije van 30.000 euro. Dit geld heeft hij geïnvesteerd in zijn bedrijf,
1. Zaak NL23.29422
maar kan hij niet terug betalen voor 2026. Dat weten de Algerijnse autoriteiten ook, dus als eiser terugkeert naar Algerije zal hij opgepakt worden.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Het huwelijk met [B] , de geboorte van [A] en de daaruit voortvloeiende problemen;
3. Lening van de Staatsbank en de daaruit voortvloeiende problemen.
4. De staatssecretaris heeft relevant element 1 geloofwaardig geacht, maar heeft relevante elementen 2 en 3 niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft namelijk geen documenten overgelegd over zijn huwelijk, van zijn dochtertje en van zijn bedrijf en lening. Daarbij heeft eiser volgens de staatssecretaris wisselend en ongerijmd verklaard over zijn vaderschap, de geboorte van [A] , de duur van zijn huwelijk, over wanneer zijn problemen zouden zijn begonnen, het breken van zijn been en door wie, en het niet doen van aangifte bij de Algerijnse autoriteiten. Verder blijkt nergens uit dat eiser bij terugkeer naar Algerije voor de rechter zal moeten verschijnen, omdat hij zijn lening niet terug kan betalen binnen de termijn.
5. Eiser is het niet eens met dit besluit en heeft tegen verschillende overwegingen van de staatssecretaris beroepsgronden ingediend. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hieronder.
Medisch advies
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris tijdens het nader gehoor aanleiding had moeten zien om een medisch advies op te laten stellen. Uit de verklaringen van eiser blijkt namelijk dat hij verward is. Deze verklaringen zijn voldoende om af te wijken van de Vreemdelingencirculaire met betrekking tot het laten opstellen van een medisch advies in de VRIS2-procedure. Dat de staatssecretaris in het geval van eiser geen medisch advies heeft laten opstellen, terwijl hier in de correcties en aanvullingen en de zienswijze om is gevraagd, is onzorgvuldig.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door af te zien van het op laten stellen van een medisch advies. De staatssecretaris heeft er daarbij op kunnen wijzen dat uit het nader gehoor blijkt dat eiser enkel verward over komt als hij wordt geconfronteerd met inconsistenties.3 Op de vragen waarbij eiser niet geconfronteerd wordt met zijn inconsistenties, geeft eiser wel duidelijk antwoord. De niet nader geconcretiseerde stelling van eiser dat de verwarrende verklaringen niet enkel zien op tegenstrijdige verklaringen volgt de rechtbank niet. Daarbij komt dat de hoormedewerker voorafgaand aan het gehoor aan eiser heeft gevraagd of hij lichamelijk en geestelijk in staat is om dit gehoor te laten plaatsvinden. Eiser antwoordt daar ‘ja’ op.4 Daarna vraagt de hoormedewerker ook of eiser gezondheidsklachten heeft waar rekening mee gehouden moet worden. Eiser antwoordt daarop dat hij geen gezondheidsproblemen
2 Vreemdelingen in de Strafrechtketen.
3 Zie bijvoorbeeld pagina 8 en pagina 14 van het nader gehoor.
4 Zie het nader gehoor pagina 2.
heeft, afgezien van het feit dat hij last heeft van zijn gebit.5 Verder heeft eiser ook geen medische documenten overgelegd waaruit blijkt dat eiser kampt met medische problematiek. Uit het voorgaande blijkt niet dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Documenten
8. Eiser stelt dat hij geen documenten heeft overgelegd ten aanzien van zijn huwelijk, zijn gestelde dochter, zijn bedrijf en zijn lening bij de Staatsbank, omdat hij bang was zijn documenten te verliezen toen hij uit Algerije vluchtte. Doordat eiser lange tijd in detentie heeft gezeten, was het niet mogelijk voor hem om deze documenten te verzamelen en over te leggen. Eiser heeft wel geprobeerd zijn familie in Algerije te vragen om documenten naar hem te versturen, maar dat was vanuit detentie onmogelijk. Eiser heeft aangegeven dat hij deze documenten zal overleggen wanneer het voor hem mogelijk is. Volgens eiser heeft de staatssecretaris hem ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om de documenten in handen te krijgen en heeft er ten onrechte geen overleg plaatsgevonden hierover voordat het besluit is genomen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris mocht tegenwerpen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas dat hij geen documenten kan overleggen. Eiser heeft verklaard dat hij de documenten waarover hij beschikt in Algerije heeft achtergelaten. Eiser is sinds november 2022 in Nederland. Hoewel eiser enige tijd in detentie heeft verbleven had eiser ook voordat hij in detentie terecht kwam en vanuit detentie pogingen kunnen ondernemen om aan deze documenten te komen. Niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan en eiser heeft niet onderbouwd waarom het voor hem niet mogelijk was om vanuit detentie (al dan niet via zijn advocaat) aan documenten te komen. Ook is niet gebleken dat eiser na zijn vrijlating in augustus 2023 enige actie heeft ondernomen om aan deze documenten te komen. Verder is door de gemachtigde van eiser in de zienswijze niet geconcretiseerd binnen welke termijn eiser aan documenten zou kunnen komen. De staatssecretaris heeft daarom niet onzorgvuldig gehandeld door binnen één maand na het indienen van de zienswijze een besluit te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid van relevant element 2
10. Eiser stelt dat de staatssecretaris relevant element 2 ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser voert daartoe aan dat hij wordt gezien als de vader van [A] , omdat hij haar heeft erkend als zijn dochter. Als eiser vóór de erkenning van zijn dochter een DNA-test had gedaan en daaruit was gebleken dat hij niet de vader was, had eiser [A] niet erkend als zijn dochter en had eiser terug kunnen keren naar Algerije. Maar nu eiser [A] al heeft erkend en nog geen DNA-test heeft gedaan, wordt eiser gezien als vader van [A] , de uitkomst van een eventuele DNA-test maakt dat nu niet meer anders. Daarbij komt dat eiser ook geen geld had voor een DNA-test.
Verder heeft eiser ongeveer anderhalf jaar samengewoond met zijn ex-partner en is hij één week op papier met haar getrouwd geweest, zodat hij zijn dochtertje kon erkennen.
Samenwonen wordt in Algerije ook gezien als trouwen. Dat onderscheid heeft eiser duidelijk vermeld in het nader gehoor door te stellen dat hij slechts één week op papier getrouwd is geweest.
5 Zie het nader gehoor pagina 2en 3.
Eiser stelt dat hij voldoende duidelijk heeft aangegeven wanneer zijn problemen zijn ontstaan. De problemen die hebben gemaakt dat eiser is gevlucht uit Algerije zijn enerzijds allemaal terug te leiden tot de ontmoeting met zijn ex-partner. De problemen die de directe aanleiding zijn geweest voor het vluchten van eiser ontstonden echter toen hij erachter kwam dat zijn ex-partner in verwachting was en [A] werd geboren, dit is ook de periode waarin hij geopereerd moest worden. Dit is de start van eisers problemen. Daarnaast verklaart eiser nog dat hij zijn been heeft gebroken doordat hij is aangevallen door de ooms van zijn ex-partner. Hij viel toen, waardoor hij zijn been brak. Eiser heeft niet verklaard dat hij zijn been heeft gebroken door uit zichzelf te vallen. Verder is eiser er later pas achter gekomen dat het de ooms van zijn ex-partner waren die hem aan hebben gevallen en niet de broers van zijn ex-partner. Als eiser over deze problemen naar de Algerijnse autoriteiten zou stappen, zouden zij eiser niet helpen. De familie van zijn ex-partner heeft namelijk veel macht in Algerije.
11. De rechtbank oordeelt als volgt. De staatssecretaris heeft mogen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat eiser niet heeft geprobeerd om het bloedverwantschap met [A] vast te laten stellen, bijvoorbeeld in de vorm van een DNA-test. De DNA-test zou er immers toe kunnen leiden dat eiser geen problemen meer heeft in Algerije en kan terugkeren. Eiser heeft namelijk in het nader gehoor verklaard dat als hij niet de vader van [A] blijkt te zijn hij terug kan keren naar Algerije.6 In de beroepsgronden en ter zitting verduidelijkt eiser nog dat zijn verklaringen zo gelezen moeten worden dat als eiser [A] nog niet had erkend en vóór de erkenning van [A] uit een DNA-test was gebleken dat hij niet de biologische vader was van [A] , hij terug kon keren naar Algerije en er geen problemen zouden zijn. Een DNA-test maakt het nu niet meer anders volgens eiser, omdat hij [A] al heeft erkend en hij nu wordt gezien als de vader van [A] . De rechtbank kan deze verklaring niet volgen, aangezien eiser dit niet zo heeft verklaard tijdens het nader gehoor. Verder heeft de staatssecretaris ook mogen overwegen dat het niet rijmt dat eiser geen geld heeft voor een DNA-test, maar wel geld heeft gevonden om Algerije (legaal of illegaal) uit te reizen.
De staatssecretaris heeft ook mogen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van zijn huwelijk. In het aanmeldgehoor verklaart eiser namelijk ongeveer anderhalf jaar getrouwd te zijn geweest met zijn ex-partner7, terwijl hij in het nader gehoor verklaart dat hij één week met zijn ex-partner getrouwd is geweest8. De rechtbank volgt eisers verklaring dat de anderhalf jaar dat eiser met zijn ex-partner heeft samengewoond in Algerije wordt gezien als een traditioneel huwelijk en eiser dus anderhalf jaar getrouwd is geweest met zijn ex-partner, waarvan slechts één week op papier, niet. Dit heeft eiser immers op geen enkele wijze onderbouwd.
De staatssecretaris heeft verder mogen overwegen dat eiser wisselend heeft verklaard over het begin van zijn problemen. In eerste instantie verklaart eiser dat zijn problemen begonnen na zijn operatie in 20199, daarna verklaart eiser dat zijn problemen zijn begonnen toen hij zijn ex-partner ontmoette10 en later verklaart eiser nog dat de problemen aanvingen op het moment dat hij erachter kwam dat zijn ex-partner in verwachting was11. Hieruit blijkt dus dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop zijn problemen begonnen.
Hierdoor is het niet duidelijk wat de directe aanleiding voor eiser is geweest om te vluchten
6 Zie pagina 11 van het nader gehoor.
7 Zie pagina 10 van het aanmeldgehoor.
8 Zie pagina 5 van het nader gehoor.
9 Zie pagina 4 van het nader gehoor.
10 Zie pagina 4 van het nader gehoor.
11 Zie pagina 5 van het nader gehoor.
uit Algerije, terwijl van eiser wel verwacht mag worden dat hij hier duidelijk over kan verklaren.
Verder heeft de staatssecretaris mogen tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden dat zijn been is gebroken. In eerste instantie verklaart eiser dat hij is gevallen en daardoor zijn been heeft gebroken12. Daarna verklaart eiser dat hij niet is gevallen, maar dat de ooms van zijn ex-partner zijn been hebben gebroken13. Daarbij komt dat eiser in het aanmeldgehoor verklaart dat hij is mishandeld door de broers van zijn ex-partner, terwijl hij in het nader gehoor verklaart dat hij is aangevallen door de ooms van zijn ex-partner. De staatssecretaris heeft daarom ook mogen tegenwerpen dat eiser ten aanzien van zijn aanval wisselend heeft verklaard. Dat eiser ter zitting heeft verklaard dat dit te maken heeft met de chronologie waarin hij het verhaal heeft verteld, namelijk dat hij tijdens het aanmeldgehoor nog bij het begin van het verhaal was en hij toen nog niet wist dat het de ooms van zijn ex- partner waren, kan de rechtbank niet volgen. Deze verklaring is onduidelijk en niet onderbouwd en kan daarom geen duidelijkheid bieden over waarom eiser wisselend verklaard over door wie hij zou zijn aangevallen.
Ook volgt de rechtbank de verklaring van eiser dat de Algerijnse autoriteiten hem niet zullen helpen, omdat de familie van zijn ex-partner macht heeft, niet. Eiser verklaart dit voor het eerst pas in beroep, deze stelling komt verder niet terug in de gehoren of de zienswijze.
Eiser heeft deze verklaring ook niet onderbouwd.
Gezien het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris heeft mogen overwegen dat relevant element 2 ongeloofwaardig is. De beroepsgronden slagen niet.
Geloofwaardigheid van relevant element 3
12. Eiser stelt dat voldoende vaststaat dat hij de lening die hij heeft afgesloten bij de Staatsbank niet kan terugbetalen, ook niet op het moment dat de terugbetalingstermijn verstrijkt. Eisers bedrijf is failliet, waardoor er een onderzoek zal plaatsvinden naar zijn winkel. Op dat moment zal de Staatsbank ook weten dat eisers bedrijf failliet is. Dan zal duidelijk zijn dat eiser zijn lening niet kan terugbetalen en moet eiser voor de rechter verschijnen
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris dit relevante element ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Eiser heeft namelijk wisselend verklaard over het terug kunnen betalen van de lening. Eerst verklaart eiser dat hij zeker voor de rechter zal worden gesleept bij terugkeer vanwege de lening die hij tot nu toe niet heeft terugbetaald14. Daarna verklaart eiser dat hij nog tot 2026 de tijd heeft om zijn lening terug te betalen, doet hij dat niet, dan zal er een bevel worden uitgegeven15. De verklaringen van eiser over dat bekend wordt dat zijn bedrijf failliet is, duidelijk wordt dat hij de lening niet kan terugbetalen en hij voor de rechter moet komen, zijn enkel gebaseerd op vermoedens. Het is een onzekere toekomstige omstandigheid, omdat de lening van eiser pas in 2026 terugbetaald moet zijn. Eiser heeft met enkel zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij dit niet gaat halen en wat de consequenties daarvan zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
12 Zie pagina 7 van het aanmeldgehoor en pagina 4 van het nader gehoor.
13 Zie pagina 8 en 9 van het nader gehoor.
14 Zie pagina 7 van het nader gehoor.
15 Zie pagina 7 van het nader gehoor.

Conclusie en gevolgen

14. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.