ECLI:NL:RBDHA:2023:19045
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 1 augustus 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij naar Nederland wilde komen om zijn school voort te zetten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 november 2023 behandeld. Verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn aanvraag hem onevenredig zou benadelen, aangezien hij al uitgeschreven was van school in Thailand en het schooljaar in Nederland al begonnen was. Hij betoogde dat de afwijzing van zijn aanvraag onrechtmatig was, omdat de wachttermijn van één jaar niet aan hem kon worden tegengeworpen, aangezien zijn referent, zijn moeder, op het moment van de aanvraag nog geen verblijfsvergunning had.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening. De situatie waarin verzoeker zich bevond, was het gevolg van eigen keuzes, zoals het uitschrijven van school in Thailand zonder zekerheid over de uitkomst van zijn aanvraag. Bovendien was het bestreden besluit niet evident onrechtmatig, omdat niet voldaan werd aan de voorwaarde van de wachttermijn. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.