ECLI:NL:RBDHA:2023:19044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/7139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel inhouding leefgeld door COA ongegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen een maatregel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 12 juni 2023, waarbij hem een inhouding van € 12,95 per week op zijn leefgeld was opgelegd. Deze maatregel was opgelegd omdat eiser zich opdringerig en stalkerig had gedragen tegenover medewerkers van het COA, wat leidde tot bezorgdheid over zijn gedrag. Eiser was niet verschenen op de zitting van 23 november 2023, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de maatregel op goede gronden is opgelegd. In het verweerschrift is duidelijk gemaakt dat de maatregel is gebaseerd op artikel 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva), die vereist dat asielzoekers de huisregels naleven en de aanwijzingen van het personeel opvolgen. De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is dat eiser zich niet aan deze regels heeft gehouden, onder andere door logboeknotities en een incidentenverslag waaruit blijkt dat hij verbaal agressief was. Eiser's argumenten dat er meer besluiten zijn genomen en dat de maatregel niet onderbouwd is, worden verworpen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak biedt inzicht in de verantwoordelijkheden van asielzoekers en de bevoegdheden van het COA om maatregelen te nemen bij ongepast gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/7139

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 12 juni 2023 waarbij aan eiser een maatregel is opgelegd.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft aan eiser de maatregel opgelegd dat ingaande 1 juni 2023 gedurende twee weken een bedrag van € 12,95 per week wordt ingehouden op zijn leefgeld. Volgens verweerder is eiser opdringerig en stalkerig naar vrijwel alle medewerkers van het COA in de vorm van e-mails, sms’jes en telefoontjes in een overmatige hoeveelheid. Deze berichten gaan over eisers recht op overplaatsing. Bepaalde collega’s zijn geschrokken van eisers gedrag en verweerder hoopt gedragsverandering bij eiser aan te wakkeren met deze maatregel.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Ten eerste stelt eiser dat er een groter geldbedrag is ingehouden dan tweemaal € 12,95. Hij gaat er daarom vanuit dat er meer besluiten zijn genomen om het leefgeld in te houden en wil zijn beroep ook tegen deze besluiten richten. Daarnaast is de stelling in het bestreden besluit dat eiser stalkerig is en medewerkers van het COA lastig valt, niet onderbouwd. Ook wordt geen in de wet verankerde grond genoemd voor de oplegging van de maatregel. Verder is het invoelbaar dat eiser tot wanhoop wordt gedreven omdat geweigerd wordt op zijn verzoek in te gaan. Eiser heeft een verblijfsvergunning ontvangen en is gekoppeld aan de gemeente [plaats]. Hij wil daarom overgeplaatst worden naar [plaats]. Dat overplaatsing volgens het beleid niet mogelijk is, is geen reden om eisers verzoek zonder meer af te wijzen want beleid biedt een inherente afwijkingsbevoegdheid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder de maatregel op goede gronden heeft opgelegd. In het verweerschrift is verduidelijkt dat de maatregel is opgelegd op grond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). Hieruit volgt dat een asielzoeker verplicht is de huisregels na te leven en gevolg te geven aan de aanwijzingen van het personeel van de opvangvoorziening. Met de logboeknotities die bij het verweerschrift zijn gevoegd is voldoende onderbouwd dat eiser opdringerig is geweest naar medewerkers en geen gehoor heeft gegeven aan verzoeken van medewerkers om hiermee te stoppen. Ook blijkt uit het incidentenverslag van 11 mei 2023 dat eiser verbaal agressief is geweest tegen medewerkers van het COA. Een woordenwisseling of kleine ruzie valt onder agressie volgens het maatregelenbeleid van het COA en eiser heeft hiermee de huisregels overtreden. Het kan zo zijn dat eiser graag overgeplaatst wilde worden en gefrustreerd was dat dit niet mogelijk was, dit ontslaat hem echter niet van zijn verplichtingen die volgen uit de Rva. Zijn beroepsgronden slagen daarom niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.