ECLI:NL:RBDHA:2023:19042
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning humanitair tijdelijk en afwijzing omzetting naar humanitair niet-tijdelijk
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning onder de beperking ‘humanitair tijdelijk’ en tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot wijziging van de beperking in ‘humanitair niet-tijdelijk’. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft eisers verblijfsvergunning met het besluit van 17 december 2021 ingetrokken en zijn aanvraag tot wijziging van het doel van zijn vergunning afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 juli 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij deze beslissing gebleven.
Eiser heeft in november 2018 aangifte van mensenhandel gedaan en is op grond daarvan in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning humanitair tijdelijk. Op 11 augustus 2021 heeft de officier van justitie besloten om de zaak te seponeren. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de beleidsregels voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk, omdat hij niet heeft onderbouwd dat hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM voldoende is meegewogen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, nu er uitspraak is gedaan in het beroep. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.