ECLI:NL:RBDHA:2023:19036
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring van een vreemdeling met veelplegersstatus en de toepassing van de ISD-maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de ongewenstverklaring van een Poolse vreemdeling, eiser, door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren op 16 september 1985, heeft in het verleden meerdere strafbare feiten gepleegd, waaronder winkeldiefstallen en bedrijfsinbraken, en is in totaal acht keer onherroepelijk veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht en dat hij na zijn uitzetting naar Polen opnieuw naar Nederland is teruggekeerd, waar hij opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser ongewenst is verklaard op basis van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er sprake is van een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in Nederland een privéleven heeft opgebouwd en dat de ongewenstverklaring een inbreuk op zijn rechten onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vormt. De rechtbank overweegt echter dat het feit dat eiser in het verleden rechtmatig verblijf heeft gehad, niet betekent dat hij recht heeft op bescherming van zijn privéleven. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in dit geval in het nadeel van eiser uitvalt, en dat de Staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat er geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar niet zou leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond.