ECLI:NL:RBDHA:2023:19033
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf en beoordeling van economische en sociale binding met land van herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor een visum kort verblijf. De aanvragen zijn door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen met besluiten van 14 juni 2022 en 23 september 2022. Het bestreden besluit van 24 mei 2023 bevestigt deze afwijzing. Eiser, geboren in 1988 en van Indonesische nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning op grond van de Regeling Aziatische horeca, maar verloor zijn rechtmatig verblijf na het intrekken van zijn verlengingsaanvraag. Hij vraagt een visum aan om zijn zaken in Nederland af te ronden, maar verweerder betwist de noodzaak en omstandigheden van zijn verblijf.
De rechtbank behandelt het beroep op 24 oktober 2023, waarbij eiser via videoverbinding aanwezig is. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat zijn verblijf in Nederland noodzakelijk is. De relatie met de referent is niet onderbouwd en er is onduidelijkheid over de reden van het verblijf. Eiser heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn stelling ondersteunen dat hij in Nederland moet zijn voor juridische zaken. De rechtbank concludeert dat eiser zijn economische en sociale binding met Indonesië onvoldoende heeft aangetoond, wat leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.