ECLI:NL:RBDHA:2023:19013
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft opposante op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op 15 september 2023 het beroep gegrond verklaard en de verweerder opgedragen binnen 20 weken alsnog op de mvv-aanvraag te beslissen. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld, zonder te verzoeken om een zitting.
De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of het beroep niet tijdig beslissen zonder zitting gegrond verklaard kon worden. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn van zes maanden op 28 februari 2023 afliep en dat verweerder niet tijdig heeft beslist. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere conclusie van de rechtbank zouden kunnen veranderen. De rechtbank oordeelt dat het verzet ongegrond is, omdat er geen redelijke twijfel bestaat over de uitkomst van de eerdere uitspraak.
De rechtbank benadrukt dat de mogelijkheid van verzet niet inhoudt dat de beslistermijn uit de eerdere uitspraak met terugwerkende kracht kan worden gewijzigd, wat in strijd zou zijn met het beginsel van rechtszekerheid. De uitspraak van 15 september 2023 blijft derhalve in stand, en de rechtbank verwacht dat verweerder spoedig een beslissing zal nemen op de mvv-aanvraag. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.