In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, een Turkse nationaliteit, heeft op 5 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 27 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft de zaak op 21 november 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
Eiser stelt dat hij in 2019 is aangehouden vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de Gülen-beweging, maar is vrijgelaten zonder verder onderzoek. Hij vreest vervolging bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vindt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Turkije.
De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.