In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische minderjarige tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2006, heeft op 20 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 september 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 17 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
Eiser heeft verklaard dat hij vanaf zijn dertiende gedwongen op straat leeft en dat hij in 2019 of 2020 is ontvoerd en mishandeld door twee personen. Verweerder heeft de problemen met deze personen ongeloofwaardig geacht, ondanks de erkenning van de identiteit en nationaliteit van eiser. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de jonge leeftijd van eiser en de trauma's die hij heeft opgelopen. De rechtbank stelt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat Tunesië een veilig land van herkomst is voor eiser, en dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuld beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser op goede gronden is afgewezen als kennelijk ongegrond, maar dat verweerder de problemen van eiser niet geloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiser over zijn trauma's en de omstandigheden in Tunesië onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.