In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, een Soedanese vrouw geboren in 1987, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Duitsland als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiseres stelt dat haar medische problemen, waaronder een hersencyste en ernstige depressie, en haar sterke banden met Nederland aanleiding zouden moeten zijn voor de staatssecretaris om haar aanvraag in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft de zaak op 9 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie en de ervaringen van misbruik en racisme in Duitsland een uitzondering rechtvaardigen op de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van eiseres niet zo bijzonder zijn dat een uitzondering op de Dublinverordening gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat eiseres haar medische situatie niet voldoende heeft onderbouwd en dat de banden met Nederland niet van zodanige aard zijn dat dit een reden vormt om de asielaanvraag aan zich te trekken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.