ECLI:NL:RBDHA:2023:18945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.31825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een vrouw van Sierra Leoonse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij Kroatië als verantwoordelijk land wordt aangemerkt. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 1 mei 2023, maar is eerder op 17 april 2023 illegaal Kroatië binnengekomen en heeft daar een verzoek om internationale bescherming ingediend. Eiseres stelt dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met haar kwetsbaarheid en de situatie van haar partner, die ook asiel heeft aangevraagd in Nederland.

De rechtbank heeft de zaak op 9 november 2023 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van verweerder aanwezig was. Eiseres heeft aangevoerd dat de besluitvorming onzorgvuldig is, omdat verweerder niet heeft onderbouwd waarom zij niet bijzonder kwetsbaar is, ondanks haar status als alleenstaande moeder van een pasgeboren kind. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat de bewijslast voor bijzondere kwetsbaarheid bij eiseres ligt en dat zij hieraan niet heeft voldaan. De rechtbank wijst erop dat de situatie in Kroatië niet zodanig is dat eiseres geen opvang zou krijgen bij een overdracht.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder de asielaanvraag van de partner van eiseres niet heeft betrokken in de besluitvorming. Desondanks oordeelt de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven, omdat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling hoeft te worden genomen. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [v-nummer], eiseres

mede namens haar minderjarige kind

[minderjarige]

(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië ervoor verantwoordelijk is.
1.1.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, mede namens haar minderjarige kind.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft enkel de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt geboren te zijn op 13 november 1996 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 1 mei 2023 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De zoon van eiseres, [minderjarige], is geboren op [geboortedag] 2023. Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 17 april 2023 illegaal het grondgebied van Kroatië is binnengekomen en op dezelfde datum een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend bij de Kroatische autoriteiten. In het besluit van 6 oktober 2023 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Kroatië ervoor verantwoordelijk is. [1]
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Volgens eiseres mag verweerder met betrekking tot Kroatië niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ter onderbouwing heeft eiseres verwezen naar een rapport [2] van het AAN [3] dat op 26 september 2023 is gepubliceerd en een artikel dat is verschenen op de website van de Zwitserse krant ‘Le Temps’ [4] , waaruit blijkt dat Kroatische ngo’s de Zwitserse autoriteiten hebben verzocht de overdracht van Dublinclaimanten stop te zetten vanwege een gebrek aan opvangcapaciteit. Daarnaast heeft verweerder niet voldoende gemotiveerd waarom eiseres niet bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel. [5] Daarbij komt dat haar echtgenoot, tevens de vader van haar zoon, ook in Nederland asiel heeft aangevraagd. Kroatië heeft het verzoek om terugname tweemaal afgewezen, waardoor Nederland voor zijn asielaanvraag verantwoordelijk is geworden. Verweerder moet daarom ook haar asielaanvraag in behandeling nemen op grond van artikel 11, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Voor zover dit artikel niet van toepassing zou zijn had verweerder, gelet op het feit dat op grond van de Dublinverordening de eenheid van het gezin zoveel mogelijk moet worden gewaarborgd, de behandeling van haar asielaanvraag aan zich moeten trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Nu verweerder dit alles niet in de besluitvorming heeft betrokken, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. De hoogste bestuursrechter heeft op 13 september 2023 [6] geoordeeld dat verweerder voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in wat door eiseres is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het rapport beschrijft weliswaar dat het asielsysteem in Kroatië al enige tijd overbelast is, maar daar volgt nog niet uit dat de hoge drempel van zwaarwegendheid uit het arrest Jawo [7] is bereikt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit het rapport en het artikel op de website van ‘Le Temps’ niet blijkt dat aan eiseres geen opvang geboden zal worden zal worden bij een overdracht aan Kroatië en dat niet is gebleken dat eiseres niet bij de Kroatische autoriteiten zou kunnen klagen over gebreken in het opvangsysteem. De overige problematiek die in het rapport wordt besproken is ook beoordeeld door de hoogste bestuursrechter in voormelde uitspraak van 13 september 2023.
Kwetsbaarheid
5. Verweerder heeft er in de beschikking terecht op gewezen dat de bewijslast of sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid als bedoeld in het arrest Tarakhel bij de vreemdeling ligt. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres daar niet aan heeft voldaan, omdat uit haar verklaringen geen bijzondere behoeften kunnen worden afgeleid. De omstandigheid dat eiseres een alleenstaande moeder is van een pasgeboren kind, mogelijk slachtoffer is geworden van mensenhandel en last heeft van psychische problemen leidt niet tot de conclusie dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. Eiseres heeft haar situatie ook niet met documenten onderbouwd. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij dit standpunt handhaaft, zeker gelet op het feit dat eiseres op dit moment niet meer alleenstaand is, nu haar partner ook asiel heeft aangevraagd in Nederland. Ook heeft eiseres op geen enkele wijze onderbouwd waarom Kroatië zonder aanvullende garanties niet aan haar zorg- en opvangbehoeften kan voldoen. Een beroep op het arrest Tarakhel kan gelet hierop niet slagen.
Zorgvuldigheid
6. De rechtbank is met eiseres eens dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, nu verweerder er ten tijde van het bestreden besluit ambtshalve mee bekend was dat de partner van eiseres op 27 juli 2023 asiel had aangevraagd en hij dit gegeven niet heeft betrokken in de besluitvorming. De rechtbank volgt de verklaring van verweerder niet dat het niet nodig was hier in de beschikking op in te gaan omdat eiseres hier niets over heeft aangevoerd in haar zienswijze. Op het moment van de beschikking was het terugnameverzoek aan de Kroatische autoriteiten voor de partner van eiseres namelijk nog niet geaccepteerd. Verweerder kon er op dat moment dan ook nog niet vanuit gaan dat de eenheid van het gezin bij een overdracht gewaarborgd zou zijn. Gelet op het voorgaande en de samenwerkingsplicht die op verweerder rust, had hij de asielaanvraag van de partner van eiseres in de besluitvorming moeten betrekken. Dat betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank ziet echter aanleiding om te beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand gelaten kunnen worden. [8]
Artikel 11, aanhef en onder b, van de Dublinverordening
7. In artikel 11 van de Dublinverordening staat dat één lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de verzoeken van alle gezinsleden, wanneer deze verzoeken om internationale bescherming gelijktijdig of met dusdanig korte tussenpozen zijn ingediend, dat de procedures waarbij de verantwoordelijke lidstaat wordt bepaald allemaal tegelijk kunnen worden afgewikkeld, en indien de toepassing van de criteria van de Dublinverordening tot gevolg zou hebben dat de betreffende gezinsleden van elkaar worden gescheiden. In onderdeel b van deze bepaling staat dat de lidstaat die op grond van de criteria uit de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van het oudste lid van de groep, verantwoordelijk is voor de behandeling van alle asielaanvragen.
8. In het verweerschrift is bevestigd dat de Kroatische autoriteiten in eerste instantie het claimverzoek voor de partner van eiseres hebben afgewezen op 3 oktober 2023. Echter, na een daaropvolgend verzoek om heroverweging, is het claimverzoek op 20 oktober 2023 door de Kroatische autoriteiten geaccepteerd. Eiseres kan daarom niet gevolgd worden in haar standpunt dat haar echtgenoot is toegelaten tot de nationale procedure. Artikel 11, aanhef en onder b, van de Dublinverordening is dus niet van toepassing, omdat toepassing van de criteria van de Dublinverordening niet tot gevolg zal hebben dat eiseres en haar zoon gescheiden zullen worden van hun echtgenoot en vader.
Artikel 17 van de Dublinverordening9. Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening mag verweerder asielaanvragen onverplicht aan zich trekken. Een dergelijke discretionaire bepaling toetst de bestuursrechter volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter zeer terughoudend. Volgens het beleid van verweerder in onderdeel C2/5 van de Vc [9] wordt van deze bevoegdheid onder meer gebruik gemaakt in het geval van bijzondere, individuele omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid.
10. Eiseres heeft enkel aangevoerd dat een overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigt, omdat de eenheid van het gezin door een overdracht niet behouden zal worden. Nu het claimverzoek van de partner van eiseres door de Kroatische autoriteiten is geaccepteerd op 20 oktober 2023, is de eenheid van het gezin bij een overdracht gewaarborgd. Nu eiseres geen andere omstandigheden heeft aangevoerd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres onverplicht aan zich te trekken.
11. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit daarom in stand laten.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.
13. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,-. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen..

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Zie het rapport van AAN van 26 september 2023, ‘Keep on Moving on the Balkan Route: No quarter for Afghan Asylum seekers in Croatia and Serbia’.
3.Afghanistan Analysts Network.
4.Zie het artikel op de website van Le Temps van 16 juni 2023, ‘A Berne, des ONG Croates dénoncent un système d’asile au bord de l’implosion’.
5.Zie het arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
7.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HVJEU) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
8.Op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9.Vreemdelingencirculaire 2000.
10.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1.