ECLI:NL:RBDHA:2023:18938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C-09-650606-HA ZA 23-616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot afgifte van ingevroren embryo's na overlijden van de echtgenoot

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een vrouw, eiseres, en MCK, een kliniek voor vruchtbaarheidsbehandelingen. De eiseres had samen met haar overleden echtgenoot een behandelovereenkomst gesloten voor IVF/ICSI-behandeling, waarbij zij instemden met het invriezen van embryo's. Na het onverwachte overlijden van haar echtgenoot in februari 2021, vroeg de eiseres om de embryo's terug te plaatsen, maar MCK weigerde dit op basis van de Embryowet, die vereist dat er schriftelijke toestemming van de overleden partner moet zijn voor postmortaal gebruik van de embryo's. De rechtbank oordeelde dat MCK tekortgeschoten was in haar informatieplicht, omdat de eiseres en haar echtgenoot niet goed geïnformeerd waren over de noodzaak van deze toestemming. De rechtbank concludeerde dat, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, artikel 7 van de Embryowet in dit geval niet in de weg staat aan de afgifte van de embryo's aan de eiseres. MCK werd veroordeeld om mee te werken aan de afgifte van de embryo's aan een door de eiseres aan te wijzen kliniek, en om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zitting hebben:
rechters mrs. S.J. Hoekstra-van Vliet, J. Brandt en M.M.C. Limbeek
griffier I.D. Noordam
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 september 2023
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/650606 / HA ZA 23-616 van:
[eiseres]te [plaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. E. Wytema te Haarlem,
tegen
[MCK]te [plaats 2],
gedaagde,
hierna te noemen: MCK,
advocaat: mr. K.S. Waldron te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 13 juli 2023 met producties 1 t/m 10;
  • de conclusie van antwoord met productie 1;
  • het tussenvonnis van 26 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging nadere producties van [eiseres] met producties 11 en 12.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen hebben gezegd. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Nadat partijen hun standpunten volledig hebben toegelicht heeft de rechtbank de zitting voor korte tijd geschorst en vervolgens met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal is een weergave van de inhoud van deze uitspraak.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
[eiseres] en haar echtgenoot [ Naam echtgenoot] hebben zich in juni 2019, na contacten met het [Ziekenhuis] , gewend tot MCK voor hulp bij het vervullen van hun kinderwens. Zij hebben daarvoor met MCK een “behandelovereenkomst voor IVF/ICSI-behandeling” gesloten. In die overeenkomst hebben [eiseres] en [ Naam echtgenoot] aangekruist dat zij graag willen dat MCK probeert alle verkregen eicellen te bevruchten en dat zij ook willen dat de embryo’s die niet meteen worden teruggeplaatst, worden ingevroren voor later gebruik.
2.2.
Omdat [eiseres] en [ Naam echtgenoot] de resterende embryo’s wilden laten invriezen, hebben zij ook een overeenkomst van bewaarneming met MCK gesloten. In die overeenkomst is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Artikel 6. Overlijden van de bewaargever(s) of beëindiging relatie
Lid 3. Overlijden van één van de bewaargevers
Als één van beide bewaargever komt te overlijden dient MCK hiervan in kennis gesteld te worden, waarna overleg plaatsvindt over de volgende mogelijkheden:
  • vernietigen van de opgeslagen embryo’s
  • aanwenden voor wettelijk goedgekeurd wetenschappelijk onderzoek.
  • overdracht aan een andere IVF-instelling, aangezien MCK geen behandelingen uitvoert met gameten of embryo’s van overleden natuurlijke personen.
Indien binnen 6 maanden na een overlijden geen beslissing bekend is gemaakt aan MCK, is MCK gemachtigd de embryo’s te vernietigen.”
2.3.
Na een geslaagde ICSI-behandeling, is [eiseres] op [datum] 2020 bevallen van een dochter. De resterende embryo’s zijn op verzoek van [eiseres] en [ Naam echtgenoot] ingevroren en opgeslagen bij MCK.
2.4.
Op 21 februari 2021 is [ Naam echtgenoot] onverwacht overleden.
2.5.
[eiseres] heeft in oktober 2021 aan MCK gevraagd om mee te werken aan het tot stand brengen van een nieuwe zwangerschap door middel van terugplaatsing van (een van) de opgeslagen embryo’s. Op 18 november 2021 heeft MCK per brief aan [eiseres] laten weten dat zij aan die wens niet kan voldoen omdat dit volgens wet- en regelgeving niet is toegestaan, nu een toestemmingsverklaring van [ Naam echtgenoot] voor postuum gebruik van embryo’s ontbreekt. Dat betekent volgens MCK dat de resterende embryo’s moeten worden vernietigd. De medisch ethische commissie van MCK heeft een gelijkluidend advies gegeven. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft MCK onder meer verwezen naar artikel 7 van de Embryowet waarin, voor zover van belang, het navolgende is bepaald:
“Artikel 7
(…) De geslachtscellen worden voorts vernietigd nadat bij diegene die ze bewaart, bekend is geworden dat de betrokkene is overleden, tenzij deze uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven voor gebruik na zijn overlijden.”
2.6.
[eiseres] is het niet eens met de beslissing van MCK en is daarom deze procedure gestart. Partijen hebben afgesproken dat MCK de embryo’s niet zal vernietigen totdat de rechtbank in deze procedure een beslissing heeft genomen.
De vordering van [eiseres]
2.7.
[eiseres] vordert – kort gezegd –
  • dat de rechtbank voor recht verklaart dat artikel 7 van de Embryowet zich niet verzet tegen de door [eiseres] verzochte afgifte van haar embryo’s en aan het meewerken aan het tot stand brengen van een toekomstige zwangerschap van [eiseres] ,
  • dat MCK, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan overdracht en afgifte van de resterende embryo’s aan een door [eiseres] aan te wijzen instelling,
  • dat MCK wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.8.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat MCK haar en [ Naam echtgenoot] ten onrechte niet heeft verteld dat de ingevroren embryo’s na een vroegtijdig overlijden van één van hen alleen zouden kunnen worden gebruikt als zij daarvoor hun uitdrukkelijke schriftelijke toestemming zouden hebben verleend. Omdat zij niet wisten dat toestemming nodig was, hebben zij die toestemming niet kunnen geven. Daarbij komt dat de behandelovereenkomst die zij met MCK hebben gesloten juist de indruk wekt dat de embryo’s na overlijden nog wél zouden kunnen worden gebruikt. Bij die stand van zaken is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat MCK het verzoek van [eiseres] tot afgifte van de embryo’s afwijst omdat schriftelijke toestemming van [ Naam echtgenoot] ontbreekt. Bovendien blijkt uit verklaringen van familieleden en vrienden van [ Naam echtgenoot] dat hij zonder meer zijn toestemming zou hebben gegeven voor het gebruik van de embryo’s, als hij had geweten dat die toestemming nodig was.
2.9.
MCK erkent dat [eiseres] en [ Naam echtgenoot] niet volledig zijn geïnformeerd over de reikwijdte van artikel 7 van de Embryowet en dat de bewaarnemingsovereenkomst verwarring wekt. MCK heeft om die reden haar werkwijze én de overeenkomsten die zij met patiënten sluit, inmiddels aangepast. MCK heeft begrip en sympathie voor de situatie van [eiseres] , maar zij stelt dat artikel 7 van de Embryowet (gelezen in verbinding met artikel 8 lid 3) er eenvoudigweg aan in de weg staat dat zij meewerkt aan het tot stand brengen van een nieuwe zwangerschap van [eiseres] . Omdat ook andere (Nederlandse) fertiliteitsklinieken daaraan niet kunnen meewerken vanwege het ontbreken van schriftelijke toestemming van [ Naam echtgenoot] , heeft afgifte van de embryo’s aan [eiseres] geen zin. Er is immers onder deze omstandigheden geen enkele kliniek die de embryo’s zal willen terugplaatsen, aldus MCK.
De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] toe
2.10.
De rechtbank is het met [eiseres] eens dat het bepaalde in artikel 7 van de Embryowet er in dit geval niet aan in de weg staat dat met de overgebleven embryo’s van [eiseres] en [ Naam echtgenoot] wordt geprobeerd een nieuwe zwangerschap van [eiseres] tot stand te brengen. Zij legt dat oordeel hierna uit.
2.11.
Partijen zijn het erover eens dat [ Naam echtgenoot] bij leven niet uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van de embryo’s na zijn overlijden en dat artikel 7 van de Embryowet (in verbinding met artikel 8 lid 3) betekent dat in zo’n geval de embryo’s in beginsel moeten worden vernietigd.
2.12.
In dit geval heeft [ Naam echtgenoot] echter niet de gelegenheid gehad zijn toestemming te geven, omdat hij – bij het sluiten van de behandel- en de bewaarnemingsovereenkomst – niet wist dat die toestemming nodig was.
Het systeem van de Embryowet brengt mee dat een fertiliteitsinstelling die embryo’s (of geslachtscellen) van wensouders in bewaring neemt, ervoor zorgt dat de wensouders ervan op de hoogte zijn dat zij alleen voor postmortale voortplanting in aanmerking komen als zij hiervoor schriftelijk toestemming hebben gegeven. Vast staat dat die informatie niet aan [eiseres] en [ Naam echtgenoot] is verstrekt. MCK is dus tekortgeschoten in de informatieverplichting die zij ten opzichte van [eiseres] en [ Naam echtgenoot] had.
2.13.
Daarbij komt dat in artikel 6 lid 3 van de bewaarnemingsovereenkomst staat dat de ene bewaargever (in dit geval [eiseres] ) na het overlijden van de andere bewaargever (in dit geval [ Naam echtgenoot] ) overdracht van de embryo’s aan een andere IVF-instelling kan vragen, omdat MCK zelf geen behandelingen uitvoert met gameten of embryo’s van overleden personen. Die informatie is op twee fronten onjuist. In de eerste plaats is gebleken dat MCK wel degelijk postmortale behandelingen uitvoert en dat zij dat ook al deed toen zij in 2019 de bewaarnemingsovereenkomst sloot met [eiseres] en [ Naam echtgenoot] . Daarnaast suggereert de tekst van artikel 6 lid 3 van de bewaarnemingsovereenkomst dat er geen beletselen zijn om een verzoek tot overdracht van embryo’s na overlijden van een van de bewaargevers uit te voeren. Dat zo’n verzoek alleen kan worden gehonoreerd als de overleden bewaargever van de embryo’s schriftelijk heeft ingestemd met het gebruik van de embryo’s na overlijden, staat nergens. Ook uit de tekst van de bewaarnemingsovereenkomst konden [eiseres] en [ Naam echtgenoot] dus niet afleiden dat zij vooraf toestemming moesten geven voor het gebruik van de embryo’s na hun overlijden.
2.14.
MCK heeft dus niet alleen nagelaten om [eiseres] en [ Naam echtgenoot] te informeren dat zij schriftelijk toestemming moesten geven voor het postmortaal gebruik van de embryo’s als zij dat wilden. MCK heeft [eiseres] en [ Naam echtgenoot] ook op het verkeerde been gezet, door in artikel 6 lid 3 van de bewaarovereenkomst onjuiste (althans onvolledige en verwarrende) informatie op te nemen.
2.15.
Dat [eiseres] en [ Naam echtgenoot] op het verkeerde been zijn gezet heeft MCK ook erkend. Zij heeft tijdens de zitting laten weten dat zij tegenwoordig met wensouders praat over de gevolgen van het overlijden van één van hen en dat zij bovendien de overeenkomsten die zij met patiënten sluit op dit vlak heeft aangepast. Dat valt in MCK te prijzen. Niettemin kan het [eiseres] bij deze stand van zaken niet worden tegengeworpen dat [ Naam echtgenoot] voorafgaand aan zijn overlijden niet schriftelijk heeft ingestemd met het gebruik van de embryo’s na zijn overlijden.
2.16.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Embryowet blijkt dat artikel 7 in die wet is opgenomen, omdat het krijgen van kinderen een ingrijpende gebeurtenis is waarover men zelf moet kunnen beslissen, en dat dit recht op zelfbeschikking ook na de dood moet worden gerespecteerd. [ Naam echtgenoot] heeft zich niet uitdrukkelijk uitgesproken over de vraag of hij het goed vond dat de embryo’s ook na zijn dood zouden worden gebruikt. Als gezegd is dat het gevolg van het feit dat MCK hem niet in de gelegenheid heeft gesteld die toestemming te verlenen. Daarbij komt dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat [ Naam echtgenoot] die toestemming zeker zou hebben verleend, als hij die mogelijkheid wel zou hebben gekregen. Zij heeft erop gewezen dat [ Naam echtgenoot] en zij ervoor hebben gekozen de resterende embryo’s in te vriezen met het oog op een volgende zwangerschap en zij heeft tevens gemotiveerd gesteld dat zij van plan waren om in 2022 een nieuwe terugplaatsingspoging te wagen. Dit wordt gesteund door een verklaring van de vader van [ Naam echtgenoot] . Hij schrijft dat [ Naam echtgenoot] en [eiseres] plannen maakten voor gezinsuitbreiding rond de tijd dat [ Naam echtgenoot] overleed. Ook schrijft de vader van [ Naam echtgenoot] dat hij er zeker van is dat [ Naam echtgenoot] geen enkel bezwaar zou hebben gehad tegen het gebruik van de embryo’s na zijn overlijden. Dit verklaren ook andere vrienden en bekenden van [ Naam echtgenoot] : zij zijn eensgezind in hun mededeling dat [eiseres] en [ Naam echtgenoot] meer dan één kind wilden en zij zijn ervan overtuigd dat [ Naam echtgenoot] zou hebben ingestemd met het gebruik van de embryo’s na zijn overlijden, als hij die kans zou hebben gekregen.
2.17.
Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, te weten het nalaten van MCK [eiseres] en [ Naam echtgenoot] correct te informeren over hun rechtspositie, gecombineerd met het feit dat de veronderstelde toestemming van [ Naam echtgenoot] tot het postuum gebruik van de embryo’s voldoende is onderbouwd, oordeelt de rechtbank dat artikel 7 van de Embryowet in dit specifieke geval in redelijkheid niet in de weg staat aan toewijzing van de vordering van [eiseres] .
2.18.
Dit betekent dat MCK, op het eerste verzoek van [eiseres] , ofwel moet meewerken aan afgifte van de embryo’s aan een door haar te kiezen kliniek, ofwel moet meewerken aan een verzoek van [eiseres] om met MCK een traject te starten dat kan leiden tot terugplaatsing van een of meer van de embryo’s.
2.19.
Dat laatste betekent overigens niet dat [eiseres] ook daadwerkelijk het recht heeft op een nieuwe terugplaatsingspoging: het staat MCK (of iedere andere kliniek waar [eiseres] zich onder behandeling wil stellen) vrij om – volgens haar eigen beleidslijnen – te onderzoeken of [eiseres] daadwerkelijk in aanmerking komt voor een nieuwe terugplaatsing. [eiseres] heeft dit ook onderkend en heeft toegezegd dat zij zal meewerken aan de ‘screening’ die de kliniek van haar keuze zal willen uitvoeren. Het staat MCK of de andere door [eiseres] te kiezen kliniek vervolgens vrij om behandeling van [eiseres] te weigeren als screening daartoe aanleiding geeft, maar daarbij dient de gekozen kliniek wel uit te gaan van veronderstelde toestemming van [ Naam echtgenoot] . De te kiezen kliniek mag ter onderbouwing van een weigering tot behandeling zich er dus niet op beroepen dat er geen schriftelijke toestemmingsverklaring van [ Naam echtgenoot] voorhanden is.
MCK moet de proceskosten betalen
2.20.
Omdat MCK ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld in de proceskosten van [eiseres] (inclusief de nakosten). Die worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.495,00
(2,50 punten × € 598,00)
Totaal
1.941,42
2.21.
De nakosten zullen worden toegewezen op de manier zoals in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt MCK om op eerste verzoek van [eiseres] mee te werken aan afgifte van haar embryo’s aan een door haar aan te wijzen kliniek, dan wel om gevolg te geven aan een verzoek van [eiseres] om een traject te starten bij MCK dat kan leiden tot terugplaatsing van deze embryo’s, waarbij het de gekozen kliniek en MCK vrij staat om bij dit traject de gebruikelijke zorgvuldigheid in acht te nemen;
3.2.
bepaalt dat MCK (of een andere door [eiseres] aan te wijzen kliniek) de behandeling van [eiseres] niet mag weigeren op de enkele grond dat [ Naam echtgenoot] niet schriftelijk heeft ingestemd met het gebruik van de embryo’s na zijn overlijden;
3.3.
veroordeelt MCK in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.941,42;
3.4.
veroordeelt MCK in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als MCK niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en dit vonnis vervolgens wordt betekend;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mrs. S.J. Hoekstra-van Vliet, J. Brandt en M.M.C. Limbeek en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 3 oktober 2023
.
WAARVAN PROCES-VERBAAL