ECLI:NL:RBDHA:2023:18913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.25056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van economische problemen en geestelijke gezondheidsklachten

Op 16 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een asielaanvraag had ingediend. De aanvraag was op 23 augustus 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had aangevoerd dat hij asiel zocht vanwege zijn rechten in Algerije, liefdesverdriet en geestelijke gezondheidsproblemen. Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde mr. F. Lavell was wel aanwezig. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten dat de asielgronden van eiser niet voldeden aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelde vast dat de door eiser aangevoerde redenen, zoals economische problemen en liefdesverdriet, niet voldoende waren om een asielvergunning te verlenen. Eiser had niet onderbouwd dat zijn geestelijke gezondheidsproblemen een reëel risico op ernstige schade opleverden, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

Daarnaast werd overwogen dat eiser in Frankrijk een partner en een kind had, maar dat deze gezinsleden niet in Nederland woonden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser ongegrond was. Eiser kreeg ook een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 oktober 2023 door rechter mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.25056
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Lavell), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. M.A. Gündogdu).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.25057, op 16 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft op 29 april 2023 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op 23 augustus 2023 door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. In hetzelfde besluit heeft de staatssecretaris beslist dat eiser ook geen verblijfsvergunning regulier krijgt
op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast is aan eiser een inreisverbod voor twee jaar opgelegd en een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 0 dagen.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij asiel heeft aangevraagd in Nederland omdat hij in Algerije niet over zijn rechten kan beschikken, hij liefdesverdriet heeft vanwege een in 2017 verbroken relatie en hij geestelijke gezondheidsproblemen heeft.
4. De rechtbank overweegt dat eiser tijdens het nader gehoor de gelegenheid heeft gekregen in zijn eigen woorden te vertellen wat zijn directe redenen zijn geweest om zijn land van herkomst te verlaten. Eiser heeft hierop het volgende verklaard:

Ik heb Algerije verlaten omdat ik daar niet aan mijn rechten kon beschikken. Ik heb in Algerije jarenlang gewerkt maar ik heb niets bereikt. Ik heb mijn land verlaten omdat ik een beter leven wilde opbouwen. Mijn leven verbeteren. Een gezin stichten. Dit was het. De samenleving daar moedigt je niet aan om wat van je leven te maken in Algerije. Er zijn veel maatschappelijke problemen.”
Vervolgens heeft de hoormedewerker aan eiser gevraagd of goed is begrepen dat eiser uit Algerije is vertrokken om economische redenen. Eiser heeft daarop geantwoord:

Ja. En voor mijn eigen geestelijke gezondheid want als je in Algerije blijft is het onmogelijk dat je niet psychisch gek wordt.”
Ten slotte is aan eiser gevraagd of er verder nog redenen zijn waarom hij uit Algerije is vertrokken, waarop eiser “
Nee” heeft geantwoord.
5. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris heeft mogen beslissen dat uit de hiervoor geciteerde passages uit het nader gehoor volgt dat eisers gestelde problemen, waaronder de stelling dat hij in Algerije niet over zijn rechten kon beschikken en zijn gestelde psychische problemen, geplaatst moeten worden binnen de context van de economische problemen die eiser in Algerije heeft ervaren of die eiser vreest te zullen ervaren. De rechtbank overweegt dat economische problemen geen redenen zijn om een asielvergunning te verlenen. Liefdesverdriet trouwens ook niet. Verder heeft eiser zijn gestelde geestelijke problemen niet onderbouwd. De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag van eiser mogen afwijzen als kennelijk ongegrond omdat eisers asielgronden niet raken aan één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade opleveren zoals wordt bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
6. Over artikel 8 van het EVRM heeft eiser aangevoerd dat hij in Frankrijk een partner en een zoontje heeft met wie hij gezinsleven heeft. Eiser heeft hier tijdens het aanmeldgehoor en het nader gehoor al over verklaard en heeft hier ook bewijs van overgelegd. De staatssecretaris had hier volgens eiser niet zonder meer aan voorbij mogen gaan.
7. De rechtbank stelt voorop dat eisers gestelde gezinsleden in Frankrijk wonen en niet in Nederland. De rechtbank overweegt verder dat de staatssecretaris in het besluit van 23 augustus 2023 kenbaar heeft betrokken dat eiser heeft gesteld dat hij in Frankrijk een partner en een kind heeft. De staatssecretaris heeft daarbij ook het door eiser overgelegde bewijs
betrokken. De staatssecretaris heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat op grond van dit bewijs (een geboortebewijs, een kopie van een paspoort van zijn gestelde partner en een foto van een baby) niet kan worden vastgesteld dat eiser de vader is van de baby. Op het geboortebewijs staat alleen de naam van de moeder en nergens blijkt uit dat de baby op de foto ook daadwerkelijk eisers zoontje is. De staatssecretaris heeft hierbij ook mogen betrekken dat de overgelegde documenten kopieën zijn die niet op echtheid kunnen worden onderzocht. Ten slotte heeft de staatssecretaris er op mogen wijzen dat eiser om opheffing van zijn inreisverbod kan vragen als hij met (originele) documenten kan aantonen dat hij een kind in Europa heeft. De staatssecretaris hoefde aan eiser geen verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 8 van het EVRM en heeft terecht een inreisverbod opgelegd aan eiser.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
23 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.