ECLI:NL:RBDHA:2023:18903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.24340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en afvalligheid van het Islamitische geloof met betrekking tot militaire dienstplicht en onvoldoende kennis van Farsi

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft op 4 december 2021 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij zijn afvalligheid van het Islamitische geloof als reden heeft opgegeven. Hij vreest voor problemen bij terugkeer naar Iran, waaronder de militaire dienstplicht en rekrutering door de Basij. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de asielaanvraag afwees, werd door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Iran. Eiser stelde dat hij niet in staat was om adequaat te antwoorden op vragen van verweerder vanwege zijn gebrekkige kennis van het Farsi, wat leidde tot een onzorgvuldig gehoor. De rechtbank concludeerde dat het gehoor niet het beoogde resultaat heeft opgeleverd en dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24340

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 27 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Soltani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2006 en de Iraanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 4 december 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser heeft daaraan zijn afvalligheid van het Islamitische geloof ten grondslag gelegd. Hij vreest daardoor voor problemen bij terugkeer naar Iran. Ook vreest eiser voor de militaire dienstplicht of rekrutering voor de [naam groepering].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de afvalligheid en de vrees om opgeroepen te worden voor de militaire dienstplicht eveneens geloofwaardig geacht. Echter komt eiser op grond hiervan niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, omdat niet is gebleken dat hij te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag [2] of ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn afvalligheid bij terugkeer naar Iran actief zal gaan uiten of dat hij zwaarwegend fundamenteel bezwaar heeft tegen de militaire dienstplicht in Iran. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft voor gedwongen rekrutering door de [naam groepering].
3. Eiser stelt in beroep, kort samengevat, dat hij het referentiekader heeft van een jonger persoon en de verwachting van verweerder niet realistisch is, gelet op de ernstige achterstand in zijn mentale ontwikkeling. Eiser meent dat hij wel inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij na terugkeer actief wil uitkomen voor zijn afvalligheid en niet van hem kan worden verwacht dat hij zich terughoudend opstelt tegenover de Iraanse autoriteiten. Eiser stelt dat hij wel de behoefte heeft om erover te spreken met anderen, maar hij wil zich eerst op zijn gemak voelen. Hij heeft al vaker gepraat over zijn afkeer van de Islam en hij zal mondiger worden wanneer hij ouder wordt. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat zijn afvalligheid geen essentieel onderdeel van zijn leven is. Verder stelt eiser dat hij zich via social media heeft geuit over zijn afvalligheid en dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties. Verweerder verwacht ten onrechte dat eiser hier vanuit zichzelf over zou verklaren. Eiser begrijpt immers niet dat het meedoen aan een demonstratie wordt gezien als politieke activiteit. Verder wijst eiser erop dat hij bij terugkeer onder verhoogd toezicht van de Iraanse autoriteiten komt te staan. Hij kan en wil op dat moment niet liegen dat hij Islamitisch is. Wat betreft de gewetensbezwaren tegen de dienstplicht stelt eiser dat hij niet weet wat dit betekent, dus kon hij dit ook niet naar voren brengen tijdens het gehoor. Hij stelt verder dat verweerder landenonderzoek dient te doen om te achterhalen of hij kan worden ingezet als kind-soldaat voor de [naam groepering].
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit het dossier blijkt dat de gemachtigde van eiser verweerder meermaals heeft gewezen op de beperkingen van eiser. [4] Eiser is op jonge leeftijd vertrokken uit Iran en zou het Farsi daardoor onvoldoende beheersen. Ook andere talen zou hij slechts gebrekkig spreken. Eiser stelt daardoor niet in staat te zijn om adequate antwoorden te geven op de vragen van verweerder. Uit de verslagen van het aanmeldgehoor en het nader gehoor blijkt dat de gesprekken moeizaam verliepen en eiser vragen niet begreep. Ook bij het herhalen van een vraag in andere bewoordingen was het vaak zo dat eiser de strekking van een vraag nog steeds niet begreep, en dat zijn antwoorden niet aansloten op de gestelde vragen. [5] Voorts heeft ter zitting de aanwezige beëdigde tolk Farsi verklaard dat de communicatie met eiser buitengewoon moeizaam verloopt. Eisers kennis van het Farsi is zeer gebrekkig en hij communiceert op het niveau van een persoon van 12 of 13 jaar oud.
5. Onder deze omstandigheden, niettegenstaande de inzet van de hoormedewerker, komt de rechtbank tot de conclusie dat het afgenomen nader gehoor niet het beoogde resultaat heeft opgeleverd, zijnde een duidelijk asielrelaas. Nu het gehoor onzorgvuldig heeft plaatsgevonden, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb [6] tot stand gekomen.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Hetgeen eiser voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen verdere bespreking. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Gelet op het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek zal verweerder eiser immers opnieuw moeten horen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 augustus 2023;
- draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674 (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève 28 juli 1951.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie pagina 2 van de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor van 24 februari 2022, pagina 2 van de correcties en aanvullingen op het nader gehoor van 15 augustus 2023, en de zienswijze van 17 augustus 2023.
5.Zie bijvoorbeeld pagina 3, 5, 11, 12, 13 14, 16 en 20 van het rapport nader gehoor van 14 augustus 2023.
6.Algemene wet bestuursrecht.