ECLI:NL:RBDHA:2023:18902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/09/656113 / KG ZA 23-940
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen in kort geding tussen buren met geluidsoverlast en belediging

In deze zaak, die zich afspeelt in Den Haag, betreft het een kort geding tussen twee buren, waarbij de eiser, die last heeft van geluidsoverlast, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagden, die hem beschuldigen van het overtreden van een eerder vonnis. De voorzieningenrechter heeft op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een executiegeschil over de verbeurde dwangsommen. De eiser heeft in het verleden een verbod gekregen om geluidsoverlast te veroorzaken en om de gedaagden te beledigen of te bedreigen. De gedaagden hebben dwangsommen aangezegd voor verschillende overtredingen, waaronder het afspelen van harde muziek en beledigende uitlatingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser voor vijf van de zes aangezegde overtredingen dwangsommen heeft verbeurd, maar heeft de gedaagden verboden om een dwangsom te executeren voor de overtreding op 8 oktober 2023, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De eiser is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 1.393,00 bedragen, te vermeerderen met nakosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zich aan gemaakte afspraken te houden en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/656113 / KG ZA 23-940
Vonnis in kort geding van 4 december 2023
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] te [woonplaats] ,

2. [gedaagde 2]te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en samen: [gedaagde 1] c.s.,
advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg te Zoetermeer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 november 2023, met producties;
- de producties van [gedaagde 1] c.s.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 november 2023. De advocaat van [eiser] heeft ter zitting pleitnotities overhandigd die in het dossier zijn gevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] c.s. wonen met hun twee kinderen in [woonplaats] . [eiser] woont daar vlakbij. Zijn woning en tuin grenzen aan de tuin van [gedaagde 1] c.s.
2.2.
[eiser] wordt in verband met een autismespectrum stoornis begeleid door de heer [naam] van Stichting Kopzorgen (hierna: [naam] ).
2.3.
[eiser] ervaart overlast van (leef)geluiden van (de kinderen van) [gedaagde 1] c.s. [gedaagde 1] c.s. en hun kinderen ervaren op hun beurt (geluids)overlast van [eiser] .
2.4.
Eind 2022 hebben [gedaagde 1] c.s. bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen (onder meer) [eiser] . In dat kort geding hebben [gedaagde 1] c.s. – kort gezegd – gevorderd [eiser] te verbieden om geluidsoverlast te veroorzaken en om hen en hun kinderen en andere personen op hun erf onheus te bejegenen en om hem te verplichten maatregelen te nemen om de overlast te beperken.
2.5.
Bij vonnis van 23 januari 2023 (hierna: het Vonnis) heeft de voorzieningenrechter aan [eiser] het volgende verbod opgelegd:

5.1. verbiedt [eiser] om op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken, waaronder -maar niet beperkt tot- het draaien van zeer harde muziek met een raam en/of deur open, alsmede om [gedaagde 1] c.s. en/of hun kinderen en/of anderen die zich rechtmatig op het erf van [gedaagde 1] c.s. bevinden uit te schelden, te beledigen en te bedreigen en om de door partijen ter zitting hierover gemaakte afspraken, zoals nader uitgewerkt na de zitting, te schenden;
5.2.
bepaalt dat [eiser] een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere keer dat hij dit verbod overtreedt, nadat hij hierop is aangesproken op de wijze zoals partijen met elkaar zijn overeengekomen, tot een maximum van € 10.000,-;
2.6.
In het Vonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen en beslist dat [eiser] – die bij de mondelinge behandeling niet zelf was verschenen – het door [gedaagde 1] c.s. gestelde overlastgevende gedrag heeft erkend, dat hij heeft erkend dat zijn gedrag onacceptabel is en dat hij daarvoor onder behandeling zal gaan. Hierbij is verder overwogen dat [eiser] heeft erkend dat hij zijn gedrag is gaan vertonen, omdat [gedaagde 1] c.s. eerder gemaakte afspraken niet waren nagekomen, met name de afspraak dat de kinderen van [gedaagde 1] c.s. geen lawaai in de tuin zouden maken voor 09.00 uur. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het gedrag van [eiser] als onrechtmatig jegens [gedaagde 1] c.s. kan worden aangemerkt.
2.7.
Met het Vonnis is beoogd concrete afspraken te maken. Hiertoe is het volgende overwogen:

Indien [gedaagde 1] c.s. of [eiser] van mening zijn dat de andere partij een van de gemaakte afspraken schendt, zullen zij/zal hij dat melden in een app-groep, waar naast partijen ook een of meer personen van het hiervoor vermelde persoonlijke netwerk van [eiser] deel van zullen uitmaken. Partijen spreken van tevoren met elkaar af met welke neutrale tekst deze meldingen zullen worden gedaan. De andere partij kan daarop, eveneens met een vooraf afgesproken neutrale tekst, reageren. Daarbij kan dan worden geantwoord dat de melding volgens die partij niet terecht is of dat deze wel terecht is en dat de geluidsoverlast daarom zal worden gestaakt. Indien dit niet tot een oplossing leidt, zal er een interventie van een van de personen van het netwerk van [eiser] kunnen plaatsvinden.
Voor het verbeuren van dwangsommen zal worden aangesloten bij dit door partijen overeengekomen en nog nader uit te werken kader. Indien [eiser] desondanks, na gemaand te zijn op voormelde overeengekomen wijze, geluidsoverlast blijft veroorzaken, zal hij dwangsommen verbeuren.
2.8.
Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.9.
Na het Vonnis hebben [gedaagde 1] c.s. aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen voor (zes) overtredingen op 13 mei 2023, 14 mei 2023, 8 juli 2023, 26 juli 2023, 27 september 2023 en 8 oktober 2023. [eiser] heeft de verschuldigdheid van de aangezegde dwangsommen betwist.
2.10.
Ter executie van € 1.000,- aan dwangsommen hebben [gedaagde 1] c.s. op 17 oktober 2023 ten laste van [eiser] executoriaal loonbeslag gelegd.
2.11.
Bij brief van 25 oktober 2023 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde 1] c.s. gesommeerd het beslag op te heffen. Aan deze sommatie hebben [gedaagde 1] c.s. geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen om de onder de werkgever van [eiser] gelegde beslagen op te heffen en opgeheven te houden met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot terugbetaling van reeds uit hoofde van dat beslag geïncasseerde bedragen;
II. [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te verbieden op basis van de in deze dagvaarding genoemde stellingnames opnieuw tot executie over te gaan;
een en ander (met uitzondering van de terugbetaling) op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft geen dwangsommen verbeurd omdat hij niet heeft gehandeld in strijd met het Vonnis, waarin geen duidelijke norm is opgenomen. [gedaagde 1] c.s. hebben niet gereageerd op de gemotiveerde betwistingen van [eiser] . [gedaagde 1] c.s. dienen daarom over te gaan tot opheffing van het beslag en tot terugbetaling van de reeds geïncasseerde bedragen.
3.3.
[gedaagde 1] c.s. voeren verweer. [gedaagde 1] c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Of het door [gedaagde 1] c.s. ten laste van [eiser] gelegde loonbeslag moet worden opgeheven hangt af van de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd voor de door [gedaagde 1] c.s. gestelde overtredingen. Bij de beoordeling van dit executiegeschil stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop:
Aan de executant (hier [gedaagde 1] c.s.) komt de bevoegdheid toe een ten gunste van hen gewezen uitspraak ten uitvoer te leggen. De tenuitvoerlegging van een executoriale titel mag zo min mogelijk worden belemmerd. Indien vervolgens onenigheid tussen partijen ontstaat in relatie tot de executie, kan een executiegeschil aanhangig worden gemaakt op basis van artikel 438 Rv.
In een executiegeschil kan aan de orde komen of dwangsommen zijn verbeurd. De executierechter dient in dat geval te beoordelen of de voorwaarden waaronder de dwangsom is verschuldigd, zijn vervuld, waarbij de executierechter nadrukkelijk niet tot taak heeft de door de vorige rechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen.
De beantwoording in een executiegeschil van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, dient (wanneer sprake is van een veroordeling om iets te doen) plaats te vinden door een toetsing van de handelingen die ter uitvoering van het veroordelend vonnis zijn verricht aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. De rechter mag bij zijn uitleg van de veroordeling maatstaven van redelijkheid en billijkheid hanteren.
Wanneer de veroordeling een algemeen geformuleerd verbod betreft, geldt daarbij op grond van vaste rechtspraak dat de draagwijdte van het verbod beperkt is te achten tot handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken, als door de rechter verboden, opleveren.
De stelplicht en bewijslast dat dwangsommen zijn verbeurd, rusten in de executiefase op de executant. In kort geding zijn de wettelijke regels van bewijsrecht niet van toepassing, in die zin dat er in beginsel geen plaats is voor nadere bewijslevering. Voldoende is dat feiten aannemelijk zijn. Wanneer in kort geding moet worden beoordeeld of al dan niet dwangsommen zijn verbeurd en in dat kader of gedragingen hebben plaatsgevonden die onder het verbod of gebod vallen, is het dan ook voldoende dat die feiten aannemelijk zijn gemaakt.
4.2.
Op grond van het Vonnis is het [eiser] verboden op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken en om [gedaagde 1] c.s., hun kinderen en anderen die zich rechtmatig op hun erf bevinden te beledigen of te bedreigen. In het Vonnis zijn geen geluidsnormen vastgelegd, omdat de overlast, die met name in de zomer groot is als deuren en ramen openstaan, door [eiser] werd erkend en partijen verwachtten – of in ieder geval hoopten – dat praktische afspraken tot een oplossing zouden leiden. De reikwijdte van het verbod strekt zich in ieder geval uit tot gedragingen waarvan [eiser] ten tijde van het vorige kort geding heeft erkend dat die onrechtmatig zijn. Dit betreft in ieder geval het afspelen van muziek op een zeer luid volume, al dan niet in reactie op geluiden van de kinderen van [gedaagde 1] c.s. Ook valt daaronder het afspelen van harde muziek met de deuren en/of ramen open. Hierbij maakt het niet uit of [eiser] eerst de deur opent en pas later harde muziek afspeelt en ook niet of het al dan niet mooi weer is. [eiser] dient simpelweg te voorkomen dat zijn buren onrechtmatige geluidshinder ervaren. Daartegenover is afgesproken dat [gedaagde 1] c.s. er voor zullen zorgen dat hun kinderen niet vroeg in de ochtend al buiten herrie maken.
4.3.
Indien [eiser] bij nader inzien niet met de inhoud van het vonnis en de daaruit voortvloeiende afspraken kon instemmen, had hij hoger beroep moeten instellen, maar dat heeft hij niet gedaan. Ter zitting in dit kort geding heeft [eiser] verklaard dat hij na het eerste kort geding met [naam] heeft afgestemd welk geluidsvolume voor [gedaagde 1] c.s. volgens hem acceptabel was en dat hij zich daaraan zoveel mogelijk heeft gehouden. Aangezien dit volume niet met [gedaagde 1] c.s. is afgestemd en omdat het per muziektype kan verschillen welk volume overlastgevend is, is dit verweer niet bepalend voor de vraag of het Vonnis al dan niet is overtreden. Hetzelfde geldt voor de positie van de geluidsinstallatie in de woning van [eiser] . Ongeacht de positie van zijn geluidsinstallatie moet [eiser] er op grond van het Vonnis voor zorgen dat hij geen geluidsoverlast veroorzaakt.
4.4.
[eiser] verbeurt op grond van het vonnis dwangsommen voor iedere keer dat hij het verbod ernstige geluidshinder te veroorzaken overtreedt, nadat hij hierop is aangesproken op de wijze zoals partijen met elkaar zijn overeengekomen. Onderdeel van de afspraken was dat partijen elkaar op neutrale toon dienden aan te spreken en dat gereageerd kon worden als volgens de ander de melding van geluidsoverlast niet terecht was. Een eventuele interventie van iemand uit het netwerk van [eiser] , is overigens niet in alle gevallen bepalend voor de vraag of een dwangsom is verbeurd. Waar het om gaat is dat dwangsommen verbeurd raken indien geluidsoverlast voortduurt nadat [eiser] daarop is aangesproken en niet is vastgesteld dat de melding onterecht is. Partijen zijn overeengekomen een contactgroep te maken op Signal “Korte melding bij overlast” met daarin ook [naam] als groepsdeelnemer. Gebleken is dat de meldingen van [gedaagde 1] [eiser] gedurende enige tijd niet hebben bereikt, kennelijk omdat [eiser] [gedaagde 1] (op een eerder moment) had geblokkeerd. Dit komt voor rekening en risico van [eiser] . Dat klemt te meer daar [gedaagde 1] hem herhaaldelijk heeft gevraagd niet met zijn vrouw maar met hemzelf contact te leggen. Een en ander brengt mee dat [eiser] zich er niet met succes op kan beroepen dat [gedaagde 1] in strijd met de gemaakte afspraken geen melding heeft gedaan in de contactgroep.
4.5.
De gemaakte afspraken over de meldingen in de groepsapp zien met name op geluidsoverlast. In het geval van belediging of bedreiging kan van [gedaagde 1] c.s. niet (steeds) worden gevergd dat zij eerst melding van dergelijke uitlatingen doen, alvorens aanspraak te kunnen maken op een verbeurde dwangsom. Dit ligt voor de hand omdat voor [eiser] steeds duidelijk moet zijn geweest dat belediging en/of bedreiging niet is toegestaan. Die belediging kan immers bestaan uit een eenmalige uitlating, waarbij er geen twijfel kan bestaan over het onrechtmatig karakter ervan en die – anders dan voortdurende geluidshinder – niet ongedaan kan worden gemaakt door een melding, of door interventie van een derde. Derhalve zal van geval tot geval moeten worden bekeken of door [gedaagde 1] c.s. in redelijkheid aanspraak kan worden gemaakt op dwangsommen.
4.6.
[gedaagde 1] c.s. hebben dwangsommen aangezegd voor gedragingen van [eiser] op 13 mei 2023, 14 mei 2023, 8 juli 2023, 26 juli 2023, 27 september 2023 en 8 oktober 2023. De gestelde overtredingen worden hierna besproken. Hierbij komt aan de orde of de gestelde gedragingen overtredingen opleveren van het Vonnis, en of de reactie op de gedane meldingen maakt dat [eiser] een dwangsom heeft verbeurd.
13 mei 2023
4.7.
Op 15 mei 2023 hebben [gedaagde 1] c.s. dwangsommen aangezegd voor het afspelen van harde muziek op 13 mei 2023. [gedaagde 1] heeft op 13 mei 2023 via Signal berichten verstuurd aan [eiser] en later via WhatsApp een herhaald bericht aan [naam] . Met betrekking tot deze melding hebben [gedaagde 1] c.s. vanuit hun tuin gemaakte geluidsopnames overgelegd. Uit de verzoeken blijkt dat [gedaagde 1] c.s. harde muziek ervaren, hetgeen wordt ondersteund door de geluidsopnames, waaruit volgt dat in de tuin van [gedaagde 1] c.s. luide muziek te horen was. [eiser] en/of [naam] hebben in de overgelegde berichten ook niet gemeld dat de meldingen onterecht waren, zodat voldoende aannemelijk is dat [eiser] die dag zeer harde muziek heeft afgespeeld. Anders dan [eiser] kennelijk meent, is voor het aannemen van overlast niet vereist dat sprake is van een bepaalde duur. Zoals hiervoor is overwogen gaat het erom dat de overlast ondanks meldingen voortduurt. Uit de berichten volgt dat [eiser] niet na de melding van [gedaagde 1] de muziek zachter heeft gezet. Verder volgt uit de WhatsApp-berichten tussen [gedaagde 1] en [naam] dat de interventie van [naam] niet, in ieder geval niet onmiddellijk, tot resultaat heeft geleid. Het tegendeel is in ieder geval niet aannemelijk geworden. Op grond van een en ander in onderlinge samenhang bezien acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat [eiser] op 13 mei 2023 het Vonnis heeft overtreden en dat hij daarvoor een dwangsom van € 250,-- heeft verbeurd.
14 mei 2023
4.8.
Op 15 mei 2023 hebben [gedaagde 1] c.s. tevens dwangsommen aangezegd omdat [eiser] op 14 mei 2023 [gedaagde 2] zou hebben toegezongen van onder de douche met o.a. de woorden “varken, zwijntje, je kan niks, etc.”. [gedaagde 1] c.s. hebben aan [eiser] een melding gedaan en verzocht hem hiermee te stoppen. [eiser] heeft erkend dat hij vaak zingt onder de douche, maar hij heeft ontkend dat hij daarbij de gestelde beledigingen heeft geuit. Op de door [gedaagde 1] c.s. overgelegde geluidsopname – waarop niet alles goed verstaanbaar is – is wel te horen dat [eiser] de woorden gebruikt “
je bent een varken”. Hiermee is aannemelijk dat sprake is van belediging van [gedaagde 2] . Dat klemt te meer daar door [gedaagde 1] c.s. gemotiveerd is gesteld dat [eiser] [gedaagde 2] al vaker op die wijze heeft aangeduid. [eiser] heeft ook geen verklaring gegeven voor wat hij daarmee anders zou hebben bedoeld. De algemene betwisting van [eiser] dat hij [gedaagde 1] of [gedaagde 2] heeft beledigd is in dat licht onvoldoende. Na de melding van [gedaagde 1] c.s. had het op de weg van [eiser] gelegen om op neutrale wijze te reageren dat de melding volgens hem onterecht was. [eiser] heeft dat op geen enkel moment gedaan. Als [eiser] het bericht van [gedaagde 1] niet heeft ontvangen, of niet tijdig heeft gelezen, komt dat voor zijn rekening en risico. Zoals hiervoor is overwogen, kan [eiser] zich er niet met succes op beroepen dat deze melding niet is gedaan in de contactgroep.
8 juli 2023
4.9.
Op 11 juli 2023 hebben [gedaagde 1] c.s. aanspraak gemaakt op een dwangsom voor het afspelen van harde muziek op 8 juli 2023. Zij hebben daarbij berichten via Signal overgelegd waarin [gedaagde 1] c.s. [eiser] rond 14.00 uur tweemaal verzoeken te stoppen met het afspelen van luide muziek en/of zijn deur te sluiten. Daarnaast hebben [gedaagde 1] c.s. een door hen ondertekende verklaring overgelegd waarin zij verklaren dat zij die dag vanaf de ochtend last hebben gehad van de muziek/basdreun van [eiser] . In de aanloop naar dit kort geding hebben [gedaagde 1] c.s. ter aanvulling nog een WhatsAppbericht van [gedaagde 1] aan [naam] overgelegd. In dat bericht verzoekt [gedaagde 1] [naam] om [eiser] te bellen, waarna [naam] meldt dat [eiser] stelt dat de muziek niet hard staat en dat hij die ochtend Formule I heeft gekeken.
4.10.
[eiser] heeft erkend dat hij die dag muziek heeft afgespeeld. Volgens hem was het geen harde muziek en heeft hij in de ochtend Formule I gekeken. Ter ondersteuning van dit verweer heeft hij twee video-opnames van die dag overgelegd. Uit deze opnames volgt dat de muziek van [eiser] luid en duidelijk te horen was in zijn eigen tuin. Daarmee is aannemelijk dat dat ook geldt voor de tuin van [gedaagde 1] c.s. Dit wordt ondersteund door de door [gedaagde 1] c.s. overgelegde opnames, waarop de basdreun nog duidelijker te horen is. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer dat de opnames onvoldoende bewijs zouden vormen omdat de geluidsopname soms wordt overstemd door een zingende vogel of het schuiven van een deur. Het is een feit van algemene bekendheid dat telefoonopnames geluiden op de voorgrond versterken en achtergrondgeluiden wegfilteren. Dat de muziek van [eiser] bij [gedaagde 1] c.s. zeer duidelijk hoorbaar is, geeft juist aan dat het veel meer dan achtergrondgeluid betreft. Of [eiser] die dag Formule I heeft gekeken doet niet ter zake, omdat dat niet af doet aan het feit dat hij – in ieder geval in de middag en dus vanaf de ochtend – harde muziek heeft gedraaid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft dit luidere muziek dan buren van elkaar te dulden hebben. Zoals hiervoor al is overwogen kon [eiser] niet volstaan met beperking van het volume zoals hij dat met [naam] had afgesproken, nog daargelaten dat voor [gedaagde 1] c.s. niet te verifiëren valt wat die afspraak precies inhield en of [eiser] zich aan die afspraak hield. [eiser] heeft ook niet weersproken dat hij die dag de deur open had staan, terwijl de muziek aan stond. Daarmee is voldoende aannemelijk dat [eiser] die dag heeft gehandeld in strijd met het Vonnis. Nu niet is gesteld of gebleken dat de verzoeken van [gedaagde 1] en/of de interventie van [naam] tot enig resultaat hebben geleid, heeft [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook die dag een dwangsom van € 250,- verbeurd.
26 juli 2023
4.11.
[gedaagde 1] c.s. hebben tevens aanspraak gemaakt op een dwangsom voor het afspelen van harde muziek op 26 juli 2023. Zij hebben daarbij een door hen ondertekende verklaring
overgelegd waarin zij verklaren dat zij vanaf het einde van de middag tot in de avond in de harde muziek van [eiser] hebben gezeten. Daarnaast hebben zij daarin verklaard dat hun melding in Signal geen verandering heeft gegeven, maar dat het juist erger werd.
4.12.
[eiser] heeft erkend dat hij die dag muziek heeft afgespeeld. Volgens hem heeft hij het Vonnis niet overtreden omdat de mate van geluidsoverlast niet is vastgesteld en ook niet dat er een raam of deur openstond; volgens hem was de duur van de muziek bovendien beperkt. Hiertegenover hebben [gedaagde 1] c.s. meerdere opnames en een op 2 november 2023 gedateerde verklaring van een kennis overgelegd, die de betreffende avond bij [gedaagde 1] c.s. in de tuin was. De opnames en de verklaring van de kennis bevestigen dat [gedaagde 1] c.s. gedurende meerdere uren geluidsoverlast hebben ervaren en dat de meldingen een averechts effect hadden.
4.13.
In de gegeven omstandigheden, waarbij het [eiser] duidelijk was dat [gedaagde 1] c.s. overlast ondervonden, had het op de weg van [eiser] gelegen om (al dan niet via [naam] ) op neutrale wijze te reageren indien hij vond dat de melding onterecht was. Nu hij dat niet heeft gedaan en hij ook niet heeft weersproken dat hij de muziek na de meldingen juist harder heeft gezet, is voldoende aannemelijk dat [eiser] het Vonnis heeft overtreden en dat hij weer een dwangsom heeft verbeurd.
27 september 2023
4.14.
Op 6 oktober 2023 hebben [gedaagde 1] c.s. aanspraak gemaakt op een dwangsom voor een gedraging van [eiser] op 27 september 2023. Volgens [gedaagde 1] c.s. zou [eiser] de kinderen van [gedaagde 1] c.s. hebben uitgemaakt voor ‘
kankeraso’s’ en verder zou hij gedreigd hebben met de woorden “
de consequenties zijn voor jullie” en “
dit gaat consequenties hebben voor jullie”.
4.15.
[eiser] heeft bloot betwist dat hij dergelijke uitlatingen heeft gedaan. In de aanloop naar dit kort geding hebben [gedaagde 1] c.s. twee geluidsopnamen en een verklaring van een buurman overgelegd, waaruit volgt dat er die dag een interactie is geweest tussen [eiser] en [gedaagde 2] . Ter zitting heeft [eiser] opnieuw ontkend dat hij de uitlatingen heeft gedaan en hij heeft erop gewezen dat de beweerdelijke uitlatingen niet goed hoorbaar zijn op de opnames.
4.16.
Uit de geluidsopnames en de verklaring van de buurman volgt echter duidelijk dat de confrontatie veel impact had heeft gehad op [gedaagde 2] en (een van) de kinderen. Een en ander geeft voldoende reden om aan te nemen dat [eiser] zich op beledigende en/of bedreigende wijze heeft uitgelaten tegen [gedaagde 2] . Op de opname is het woord “consequenties”, geuit door [eiser] , ook goed hoorbaar. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij het tegen zichzelf had en dat alles in het leven consequenties heeft. Deze verklaring is echter onvoldoende om het vermoeden weg te nemen dat hij [gedaagde 2] en (een van) de kinderen heeft bedreigd en/of beledigd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het dan ook voldoende aannemelijk dat [eiser] die dag het Vonnis heeft overtreden en dat hij daarvoor een dwangsom heeft verbeurd.
8 oktober 2023
4.17.
Op 27 oktober 2023 hebben [gedaagde 1] c.s. aanspraak gemaakt op betaling van een dwangsom voor een overtreding op 8 oktober 2023, die zou hebben bestaan uit belediging van [gedaagde 1] c.s. met de woorden “achterlijke, vieze vuile hoer, achterlijke vieze hoer, gore hoer, kanker hond”. [gedaagde 1] c.s. hebben die dag via Signal [eiser] verzocht om te stoppen met het zingen onder de douche van voormelde woorden. [naam] heeft via Signal geantwoord dat [eiser] zich totaal niet in het bericht herkende, waarop [gedaagde 1] heeft laten weten over een geluidsopname te beschikken.
4.18.
In de aanloop naar dit kort geding hebben [gedaagde 1] c.s. een geluidsopname overgelegd met als opschrift “opname badkamer [eiser] 20 augustus 2023”. Op deze opname is – kennelijk gemaakt vanuit de woning van [gedaagde 1] c.s. – te horen dat [eiser] op hoge toon neuriet, kennelijk van onder de douche. Wat hij neuriet is evenwel voor de voorzieningenrechter niet te verstaan. Gelet op de onduidelijkheid over de datum van de opname, (die niet strookt met de datum van de gestelde overtreding), en mede gelet op het feit dat deze opname onverstaanbaar is en verdere onderbouwing ontbreekt, acht de voorzieningenrechter het onvoldoende aannemelijk dat [eiser] met deze gedraging het Vonnis heeft overtreden. De voorzieningenrechter zal het [gedaagde 1] c.s. daarom verbieden voor deze overtreding een dwangsom te incasseren en dat brengt mee dat een eventueel voor deze overtreding geïnd bedrag aan [eiser] moet worden terugbetaald.
Slotsom en proceskosten
4.19.
De slotsom is dat [eiser] voor één overtreding geen dwangsom heeft verbeurd, maar voor de overige vijf overtredingen wel. Dit betekent dat [gedaagde 1] c.s. het beslag niet hoeven op te heffen, maar dat zij geen dwangsom mogen incasseren voor de gestelde overtreding van 8 oktober 2023. Aangezien [gedaagde 1] c.s. ter zitting uitdrukkelijk hebben toegezegd een oordeel over het niet-verbeurd zijn van dwangsommen op te volgen, wordt aan dit verbod geen dwangsom verbonden.
4.20.
[eiser] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De omstandigheid dat [gedaagde 1] c.s. stukken (geluidsopnamen en getuigenverklaringen) in het geding hebben gebracht die vooraf niet bij [eiser] bekend waren, heeft voor de beslissing over de proceskosten geen gevolg. Dat had anders kunnen zijn indien [eiser] in die stukken aanleiding had gezien zijn vordering te verminderen.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. als volgt vastgesteld:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.393,00
4.21.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening toegekend.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagde 1] c.s. een dwangsom te executeren voor de gestelde overtreding op 8 oktober 2023;
5.2.
wijst de vorderingen van [eiser] voor het overige af;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.393,00, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 4.21;
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van 5.1. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mw. mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
WJ