ECLI:NL:RBDHA:2023:18849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
NL23.30616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 september 2023 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Nederland niet verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij verantwoordelijk is voor de zorg van zijn moeder, die in Nederland verblijft, en dat dit een reden zou moeten zijn om zijn aanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder. De overgelegde medische gegevens ondersteunen zijn claim niet en bovendien zijn er andere familieleden die ook zorg kunnen bieden.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat er bijzondere omstandigheden zijn die de staatssecretaris zouden moeten dwingen om zijn aanvraag in behandeling te nemen, op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat eiser ook hier niet overtuigend heeft aangetoond dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30616

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Artikel 16 van de Dublinverordening
5. Eiser betoogt ten eerste dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag, omdat zijn moeder, die in Nederland wettig verblijft, afhankelijk is van hem. Eiser doet dus een beroep op artikel 16 van de Dublinverordening. De moeder van eiser heeft diverse medische problemen, waardoor zij geholpen moet worden bij haar dagelijkse bezigheden, zoals aankleden en koken. Eiser verwijst ter onderbouwing naar overgelegde medische gegevens van zijn moeder. De staatssecretaris stelt ten onrechte dat ook sprake moet zijn van exclusieve afhankelijkheid, aldus eiser
5.1.
Op grond van artikel 16 van de Dublinverordening zorgen de lidstaten ervoor dat de vreemdeling kan blijven bij of wordt verenigd met een kind, broer of zus, of ouder, als sprake is van een afhankelijkheidsrelatie als gevolg van een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat, ook al zou de familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn moeder vaststaan, hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen hem en zijn moeder sprake is van een dergelijke afhankelijkheidsrelatie. Eiser zijn eigen verklaring over deze gestelde afhankelijkheid is onvoldoende. Ook blijkt de afhankelijkheidsrelatie niet uit de overgelegde patiëntenkaart van zijn moeder. Hieruit blijkt namelijk niet dat de moeder van eiser afhankelijk is van zorg en dus ook niet welke zorgtaken eiser dan richting zijn moeder zou moeten verrichten. Ook heeft de staatssecretaris kunnen meewegen dat eiser ook een broer en zus heeft die voor hun moeder kunnen zorgen. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
6. Eiser betoogt vervolgens dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser in behandeling dient te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het is overduidelijk dat alle naaste verwanten van eiser in Nederland verblijven. Dit is een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. Eiser heeft de gestelde familiebanden niet nader onderbouwd. Ook al zou de familieband tussen eiser en zijn gestelde moeder, broer en zus, wel zijn aangetoond dan is dit nog geen aanleiding om zonder meer toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De Dublinverordening beoogt wel waarborgen te bieden voor gezinsleden [2] , maar er bestaat geen verplichting om deze discretionaire bevoegdheid toe te passen bij familiebanden die de Dublinverordening niet beoogt te beschermen. Daarnaast is de Dublinverordening niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden verkregen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Hierover gaan de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 van de Dublinverordening.