ECLI:NL:RBDHA:2023:18837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
09/330774-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van het veroorzaken van een verkeersongeval met lichamelijk letsel en het rijden zonder rijbewijs

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 21 augustus 2022 te Rijswijk een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1996, heeft gereden zonder rijbewijs en onder invloed van drugs, wat resulteerde in een ongeval waarbij een passagier, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie had vrijspraak van het tweede ten laste gelegde feit gevorderd, en de rechtbank heeft deze vrijspraak ook uitgesproken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij rekening is gehouden met de eigen schuld van de benadeelde partij, omdat zij geen gordel droeg tijdens het ongeval. De rechtbank heeft de immateriële schade vastgesteld op € 2.250,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/330774-22
Datum uitspraak: 6 december 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te Rijswijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de [locatie] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelend:
hij verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij drugs en/of lachgas had gebruikt en/of
- heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en/of
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren tengevolge waarvan hij met zijn
motorrijtuig over de kop is geslagen, waardoor een ander te weten de passagier in dat motorrijtuig (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (licht) hersen/schedel letsel en/of een beenfractuur en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te Rijswijk als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, [locatie] , als volgt heeft gehandeld:
hij verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij drugs en/of lachgas had gebruikt en/of
- heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en/of
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig over de kop is geslagen, waardoor een ander te weten de passagier in dat motorrijtuig (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te Rijswijk als bestuurder van een voertuig,
(auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van
een stof, te weten Cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het
gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest
worden geacht;
3.
hij op of omstreeks 21-08-2022 t/m 21-11-2022 te Rijswijk als bestuurder van een
motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, de [locatie] , zonder dat
aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, in die zin dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Tot slot heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden bewezenverklaard, met dien verstande dat partiële vrijspraak dient te volgen voor het eerste gedachtestreepje en in die zin dat de verdachte zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Tot slot heeft de raadsman zich met betrekking tot feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit – evenals de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
Bewijsoverwegingen
3.5.1
Feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of, en zo ja, in welke mate de verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het verkeersongeval waarbij hij op 21 augustus 2022 betrokken is geweest. Bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank acht op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet bewezen dat de verdachte heeft gereden terwijl hij lachgas had gebruikt. In het dossier bevinden zich weliswaar verschillende aanwijzingen dat er lachgas is gebruikt in de auto, maar het is voor de rechtbank niet vast te stellen dat verdachte tijdens het rijden lachgas heeft gebruikt. De anonieme getuigenverklaringen zijn daartoe onvoldoende. De verdachte zal hiervan dan ook partieel worden vrijgesproken
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte een motorrijtuig (auto) heeft bestuurd, zonder dat aan hem daarvoor een rijbewijs was afgegeven. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse, waardoor hij een verhoogde rijbaanafscheiding heeft geraakt. Tot slot stelt de rechtbank vast dat de verdachte met een veel te hoge snelheid heeft gereden, immers reed hij ten minste 86 km/u op een weg waar 50 km/u toegestaan was. De verdachte heeft op enig moment de controle verloren over de auto, ten gevolge waarvan de auto meerdere keren over de kop is geslagen, waardoor [slachtoffer] , die ten tijde van het ongeval op de bijrijdersstoel zat, een beenfractuur en een hersenschudding heeft opgelopen.
Deze gedragingen tezamen genomen, maken naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Het verkeersongeval is daarom aan de schuld van de verdachte, als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet te wijten. De rechtbank zal de verdachte – in lijn met het standpunt van de officier van justitie en de raadsman – dan ook vrijspreken van roekeloos rijgedrag.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het letsel dat door de aanrijding bij het slachtoffer is ontstaan, te weten een fractuur van het linker onderbeen, zwaar lichamelijk letsel is in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het slachtoffer aan haar been is geopereerd en langere tijd heeft moeten revalideren.
3.5.3
Feit 3
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 21 augustus 2022 te Rijswijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de [locatie] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij verdachte aldaar,
- heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren ten gevolge waarvan hij met zijn
motorrijtuig over de kop is geslagen, waardoor een ander te weten de passagier in dat motorrijtuig (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een beenfractuur en een hersenschudding;
3.
hij op 21
augustus2022 te Rijswijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, de [locatie] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van feit 1 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen de besturen voor de duur van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte ten aanzien van feit 3 wordt veroordeeld tot een hechtenis van drie weken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – rekening houdend met artikel 63 Sr. – ten aanzien van feit 1 aan de verdachte een taakstraf op te leggen van maximaal 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van maximaal één jaar. Daarnaast heeft de raadsman ten aanzien van feit 3 verzocht om te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf in verband met de eendaadse samenloop met feit 1.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 21 augustus 2022 zonder dat hij beschikte over een rijbewijs in de auto van zijn toenmalige vriendin gereden, terwijl zij op de bijrijdersstoel naast hem zat. De verdachte heeft met hoge snelheid een verhoogde rijbaanscheiding geraakt, waarna hij een overmatige stuurcorrectie heeft gemaakt en de auto ten gevolge daarvan in een ongecontroleerde slip is geraakt en de auto vervolgens meermalen over de kop is geslagen. Ten gevolge hiervan heeft de passagier op de bijrijdersstoel zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waar zij nog lange tijd hinder van heeft ondervonden. Met zijn handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 oktober 2023. Hieruit is onder meer gebleken dat de verdachte op 7 november 2022 en 16 december 2022 is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Daarom is artikel 63 Sr. van toepassing.
Op te leggen straffen
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 3 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen, te weten de bescherming van de verkeersveiligheid, in grote mate overeenkomt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet, waarbij sprake is van ernstige schuld en zwaar lichamelijk letsel, een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar vermeld. In dit geval acht de rechtbank strafverzwarend dat de verdachte de maximumsnelheid ernstig heeft overschreden en geldt volgens de toelichting op het oriëntatiepunt het volgende:
“het oriëntatiepunt bij strafverzwarende omstandigheden is vergelijkbaar met het oriëntatiepunt behorende bij een alcoholgehalte van > 570 μg/l”. De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij het oriëntatiepunt voor strafverzwarende omstandigheden, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes tot zeven maanden.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich mee brengt. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen. De rechtbank ziet mede gelet op het feit dat artikel 63 Sr. van toepassing is geen aanleiding een hogere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank zal daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van twee jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 53.745,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 28.745,- aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 7.500,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. De officier van justitie heeft voor het overige geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat er sprake is geweest van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij, zij wist immers dat de verdachte zonder rijbewijs reed. Ook droeg de benadeelde partij geen gordel ten tijde van het ongeval.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien dit deel van de vordering door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Mede gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van – in beginsel – € 3.000,-.
De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat er sprake is geweest van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. De rechtbank heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat de benadeelde partij wist dat de verdachte zonder rijbewijs reed. Wel stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat de benadeelde partij geen gordel droeg ten tijde van het ongeval. De verplichting tot het dragen van een autogordel is ingevoerd omdat op grond van onderzoeken is komen vast te staan dat het dragen van een autogordel de kans op ernstig letsel bij een aanrijding aanzienlijk vermindert. In het algemeen kan er dan ook van worden uitgegaan dat het dragen van een gordel een schadebeperkende maatregel is en het niet dragen daarvan een risicofactor oplevert die als eigen schuld aan de benadeelde partij moet worden toegerekend. De rechtbank acht het in dat kader ook van belang dat de verdachte wel een gordel droeg ten tijde van het ongeval en geen letsel heeft opgelopen. De rechtbank stelt de eigen schuld van de benadeelde partij vast op 25%. Dit betekent dat een bedrag van € 2.250,- aan immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.250,-, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 augustus 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.250,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) MAANDEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] met betrekking tot de gestelde materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij met betrekking tot de gestelde immateriële schade deels toe tot een bedrag van € 2.250,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 32 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. M. Paulides, rechter,
mr. T. Ketelaars, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2023.