ECLI:NL:RBDHA:2023:18832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
C/09/623001 / HA ZA 22-10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie van Stichting BREIN tegen gedaagde wegens verkoop van illegale IPTV-pakketten

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen Stichting BREIN en een gedaagde partij, die zonder advocaat optrad. De zaak betreft een collectieve actie van Stichting BREIN, die zich richt op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. BREIN vorderde dat de rechtbank voor recht verklaart dat de gedaagde met de verkoop van IPTV-pakketten een openbaarmaking aan het publiek heeft verricht. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis moet stoppen met het aanbieden van hyperlinks of andere verwijzingen naar illegale streams, op straffe van een dwangsom. De rechtbank heeft de dwangsommen gemaximeerd op € 750.000.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die door BREIN zijn gemaakt, ter hoogte van € 39.017,51. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet adequaat heeft gereageerd op de gewijzigde vorderingen van BREIN, waardoor de feiten en omstandigheden als niet betwist zijn komen vast te staan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van auteursrechten en de gevolgen van het niet naleven van afspraken in eerdere procedures. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook al kan hij in hoger beroep gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/623001 / HA ZA 22-10
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
STICHTING BREIN, te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde], te [plaats] ,
(thans) handelende onder de naam
[Handelsnaam gedaagde],
gedaagde,
thans zonder advocaat.
Partijen zullen hierna BREIN en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van repliek tevens akte houdende eiswijziging, met producties;
  • het exploot van 9 oktober 2023 waarbij deze conclusie van repliek tevens de akte houdende eiswijziging is betekend aan [gedaagde] .
1.2.
Vervolgens is een datum voor dit vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij conclusie van repliek heeft BREIN haar vorderingen gewijzigd. Zij vordert thans dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat [gedaagde] met de verhandeling van IPTV-pakketten op een wijze zoals toegelicht in de dagvaarding een openbaarmaking c.q. mededeling aan het publiek heeft verricht;
II [gedaagde] beveelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden: ieder met winstoogmerk aanbieden van hyperlinks of andere technische verwijzingen, al dan niet in de vorm van zogenaamde IPTV-pakketten, al dan niet via een fysieke winkel of via [website 1] , [website 2] , of enig andere website, die gebruikers toegang bieden tot illegale (live)streams of ander illegaal aanbod van beschermde werken, uitvoeringen, vastleggingen en uitzendingen, alsmede iedere betrokkenheid daarbij, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000, per individueel aangeboden TV-Box, IPTV-pakket of hyperlink, ofwel € 25.000 per dag (een deel van de dag daaronder mede begrepen) dat hij in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen, zulks ter keuze van BREIN;
III [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van alle door BREIN gemaakte kosten, met inbegrip van de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift, het uitbrengen van de beschikking, de beide beslagleggingen en de kosten van DigiJuris, totaal ter hoogte van € 17.848,11;
IV [gedaagde] veroordeelt in de volledige kosten van dit geding als bedoeld in artikel 1019h Rv [1] zoals deze blijken uit productie 36 (€ 35.572,09).
2.2.
Aan deze gewijzigde vorderingen legt BREIN, samengevat, het volgende ten grondslag.
2.2.1.
Na het aanbrengen van de dagvaarding heeft er een kort geding tussen partijen plaatsgevonden, waar ter zitting afspraken zijn gemaakt, die zijn opgenomen in een
proces-verbaal van 17 februari 2022. Aan deze afspraken heeft [gedaagde] maar gedeeltelijk voldaan, zodat hij het maximum aan boetes zoals in het proces-verbaal vermeld heeft verbeurd. Dat [gedaagde] illegale IPTV-pakketten heeft verkocht blijkt, volgens BREIN, onder meer uit de volgende feiten en omstandigheden:
- BREIN heeft via de website van [gedaagde] een IPTV-pakket besteld en betaald op een Bulgaarse paymentprovider MyPos ten gunste van [Naam] , wat de handelsnaam is van [gedaagde] ;
- ook ten tijde van de aankoop van dit IPTV-pakket gebruikte [gedaagde] de naam [Naam] . Hieraan was gekoppeld het door [gedaagde] gebruikte e-mailadres [e-mailadres] , welk e-mailadres ook in de Kamer van Koophandel-registratie van [gedaagde] is vermeld;
- op LinkedIn was [gedaagde] eind 2021 ook nog actief onder de naam [Naam] , op welk account ook reclame is gemaakt voor IPTV-pakketten;
- op de gevel van de winkel van [gedaagde] stond in januari 2023 en nu nog steeds
“IP-TV”;
- op 22 juni 2021 heeft [gedaagde] aan een medewerker van BREIN een mediaspeler met IPTV-pakket aangeboden;
- na betekening van het ex parte bevel aan [gedaagde] , zijn de websites [website 1] en [website 2] offline gehaald. Nadien zijn de websites enkel aangepast op het punt waarop [gedaagde] kon worden gekoppeld aan de websites. Toen de websites weer online kwamen, kon ineens alleen maar betaald worden met Bitcoin, een volledige anonieme betaalmethode;
- tot enkele dagen na de betekening van het ex parte bevel was het door BREIN gekochte IPTV-pakket nog actief. Direct nadat BREIN de producties van het ex parte bevel aan de toenmalige advocaat van [gedaagde] ter beschikking stelde, is dat pakket afgesloten;
- ten tijde van de betekening van het ex parte bevel stond op het Facebook profiel van [Naam] een foto van de homepagina van de computer van [gedaagde] . Daarop zijn diverse mappen te zien die verwijzen naar activatiecodes van diverse IPTV-aanbieders, onder meer 4K OTT en Cobra. De exploitant van deze aanbieders wordt strafrechtelijk vervolgd voor grootschalige inbreuk op auteursrechten;
- de domeinnaam [domeinnaam] , van [gedaagde] , verwijst naar hetzelfde IP-adres als een website van de bekende IPTV-aanbieder Istar, die kan worden gelieerd aan iptv-4k websites.
2.2.2.
Dat [gedaagde] IPTV-pakketten heeft verkocht, blijkt volgens BREIN ook uit de bescheiden waarop BREIN beslag heeft kunnen leggen, waaronder relevante e-mails die zijn gevonden in de “verwijderde items” van de mailbox van [gedaagde] . BREIN wijst daarbij op het volgende:
- in de verwijderde e-mails zat een groot aantal betaalbevestigingen van de hiervoor bedoelde Bulgaarse betaalprovider met daarin bedragen die identiek zijn aan de prijzen van de IPTV-pakketten op de websites [website 1] en [website 2] ;
- een groot aantal e-mails bevat een link naar het resellerportal van de illegale IPTV-aanbieder Cobra en het wachtwoord van [gedaagde] voor de illegale IPTV-dienst NetIPTV;
- tot de bescheiden behoort een advertentie van [Handelsnaam gedaagde] , de nieuwe onderneming van [gedaagde] voor IPTV;
- op een screenshot van het resellerportal van [gedaagde] is te zien welke
IPTV-pakketten voor welke klanten zijn aangemaakt met de looptijd van deze pakketten.
2.3.
Nadat [gedaagde] bij conclusie van antwoord verweer had gevoerd, heeft zijn toenmalige advocaat zich op 2 februari 2023 onttrokken. Er heeft zich geen nieuwe advocaat voor [gedaagde] gesteld. Dit betekent dat [gedaagde] de kans voorbij heeft laten gaan om verweer te voeren tegen de bij conclusie van repliek gewijzigde vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde - gedeeltelijk nieuwe - feiten en omstandigheden. De consequentie hiervan is dat deze feiten en omstandigheden als niet betwist zijn komen vast te staan. Deze vaststaande feiten en omstandigheden kunnen de vorderingen van BREIN dragen, met dien verstande dat de rechtbank de gevorderde dwangsommen zal maximeren op € 750.000.
2.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. BREIN maakt aanspraak op een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv en heeft daartoe facturen met specificaties overgelegd met betrekking tot advocaatkosten en andere kosten van in totaal € 53.420,20, uitgesplitst in een bedrag van
€ 17.848,11 voor de kosten van de ex parte beschikking en de bewijsbeslagen en een bedrag van € 35.572,09 voor kosten van de hoofdzaak.
2.5.
De onderhavige zaak is er één ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Rv. Om de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde advocaatkosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak valt naar het oordeel van de rechtbank onder de categorie ‘normale zaak’ met een maximumtarief van € 17.500 inclusief bureaukosten. Dit bedrag zal als salaris advocaat (ex parte beschikking, bewijsbeslag en hoofdzaak) worden toegewezen. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
2.6.
Verschotten komen, voor zover redelijk, evenredig en deugdelijk gespecificeerd, naast de advocaatkosten voor vergoeding in aanmerking. Gelet op de overgelegde facturen (producties 27 en 36) bestaan de verschotten uit de volgende posten:
- datadragers € 2.415
- koerierskosten € 740,86
- gerechtsdeurwaarder € 5.140,07
- analist e.d. € 763
- softwarekosten € 150
- administratiekosten € 50
- bewaring datadragers € 549,45
- Digijuris
€ 3.789,13Totaal: € 13.597,51
Dit bedrag van € 13.597,51 zal worden toegewezen, alsmede het griffierecht van € 7.747.
2.7.
Nakosten behoren tot de proceskosten. De nakosten worden altijd toegewezen, ook als deze niet expliciet zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023 een bedrag van € 173 zonder betekening). Dit bedrag wordt onvoorwaardelijk toegewezen. In geval van betekening wordt een extra component aan salaris (per 1 februari 2023 een bedrag van € 90 extra) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze kosten worden voorwaardelijk toegekend, te weten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
2.8.
De totale begroting van de proceskosten aan de zijde van BREIN komt daarmee uit op een bedrag van (€ 17.500 + 13.597,51 + € 7.747 + € 173 =) € 39.017,51.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] met de verhandeling van
IPTV-pakketten op een wijze zoals toegelicht in de dagvaarding een openbaarmaking c.q. mededeling aan het publiek heeft verricht;
3.2.
beveelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden: ieder met winstoogmerk aanbieden van hyperlinks of andere technische verwijzingen, al dan niet in de vorm van zogenaamde IPTV-pakketten, al dan niet via een fysieke winkel of via [website 1] , [website 2] , of enig andere website, die gebruikers toegang bieden tot illegale (live)streams of ander illegaal aanbod van beschermde werken, uitvoeringen, vastleggingen en uitzendingen, alsmede iedere betrokkenheid daarbij, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000, per individueel aangeboden TV-Box, IPTV-pakket of hyperlink, ofwel € 25.000 per dag (een deel van de dag daaronder mede begrepen) dat hij in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen, zulks ter keuze van BREIN, met een maximum van € 750.000;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van BREIN worden begroot op € 39.017,51, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 90 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
verklaart de beslissingen onder 3.2 en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023. [2]

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.type: 1554