ECLI:NL:RBDHA:2023:18824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
22/2857
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in beroep tegen de legger en onderhoudslegger van Delfland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023, in de zaak tussen eiser en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland, wordt het beroep van eiser tegen het besluit Legger Delfland van 28 maart 2022 beoordeeld. Eiser, die ook erfgenaam is van zijn echtgenote, heeft het beroep voortgezet. De rechtbank heeft op 7 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar eiser zich had afgemeld.

De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep tegen de legger te behandelen, omdat het beroep niet gericht is tegen de vaststelling of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone. Eiser betwist de juistheid van de leggerkaart, maar de rechtbank stelt vast dat er geen wijziging van een waterbergingsgebied of beschermingszone aan de orde is. Dit betekent dat het beroep zich niet richt tegen een voor beroep vatbaar besluit.

Wat betreft de onderhoudslegger oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is. Eiser stelt dat de onderhoudsplichtigen en -verplichtingen niet zijn gebaseerd op alle relevante feiten. De rechtbank concludeert echter dat de onderhoudsplicht voor Delfland niet is gewijzigd en dat de afvoer van bovendijks hemelwater op het perceel van eiser geen onderhoud aan een waterstaatswerk betreft. De rechtbank verklaart zich onbevoegd voor het beroep tegen de legger en wijst het beroep tegen de onderhoudslegger af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2857

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland, verweerder

(gemachtigde: M. de Groote).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit Legger Delfland van 28 maart 2022 (bestreden besluit). Eiser is daarnaast erfgenaam van zijn echtgenote en zet in die hoedanigheid haar beroep voort.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder bijgestaan door [naam]. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont op het perceel [adres] in [plaats]. In 2016 heeft verweerder in het projectplan “Kadeonderhoud Ranonkelpad Berkel en Rodenrijs” besloten om een waterkering langs de Rodenrijsevaart in Berkel en Rodenrijs, onder meer ter hoogte van het woonadres van eiser, de wijzigen. De wijziging had als doel de waterkering weer op hoogte en breedte te brengen.
2.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de legger Delfland vastgesteld, waarin wordt omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen (legger) en waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen (de onderhoudslegger).
2.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder enerzijds één integrale legger voor alle waterstaatswerken gemaakt, waarin de zeven tot dan toe geldende leggers zijn samengevoegd. Anderzijds heeft verweerder de legger geactualiseerd door gerealiseerde of gewijzigde waterstaatswerken erin te verwerken. De wijziging van de waterkering langs de Rodenrijsevaart in Berkel en Rodenrijs is één van de gewijzigde waterstaatswerken die met het bestreden besluit in de legger is opgenomen.
2.3.
Deze zaak gaat over de vraag of de rechtbank bevoegd is om een oordeel te geven over de met het bestreden besluit vastgestelde legger, en of er een wijziging is van de onderhoudslegger waartegen eiser opkomt.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Verweerder heeft niet de nodige kennis over de relevante feiten en te wegen belangen vergaard bij de vaststelling van de legger Delfland en verweerder heeft het belang van eiser niet goed meegewogen. Op de leggerkaart is bij het perceel van eiser een leggerprofiel 213 vermeld, dat een damwandhoogte heeft van NAP -2,16 m terwijl de werkelijke damwandhoogte NAP -2,06 m is. Verder is op de leggerkaart de buitenkruinlijn meer landinwaarts aangegeven dan de damwandconstructie en dit strookt niet met leggerprofiel 213. Daarnaast is op de leggerkaart de aanheling ten onrechte niet opgenomen als waterkerend kunstwerk. Tot slot is verweerder onderhoudsplichtig, omdat het projectplan nog niet op de leggerkaart is opgenomen. Verweerder zou in overleg met eiser en de andere perceeleigenaren aan de Rodenrijsevaart tot een oplossing moeten komen voor de blokkade van de afvoer van bovendijks hemelwater en verweerder zou zowel de uitvoering als het onderhoud hiervan voor zijn rekening moeten nemen. Deze onderhoudsplicht voor verweerder zou eenvoudig in de onderhoudslegger kunnen worden opgenomen. Verweerder heeft de betrokken belangen niet goed gewogen, nu hij deze onderhoudsplicht niet heeft opgenomen in de onderhoudslegger.
Wat zijn de regels?
4. Verweerder moet zorgdragen voor de vaststelling van een legger. In een legger wordt omschreven waaraan waterstaatswerken moeten voldoen wat betreft ligging, vorm, afmeting en constructie. [1] Onderdeel van de legger is een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken staat aangegeven en ook de daaraan grenzende beschermingszones.
4.1.
Tegen een besluit tot vaststelling van een legger kan geen beroep worden ingesteld, tenzij het gaat om de vaststelling of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied [2] of beschermingszone [3] in die legger. [4]
4.2.
Verweerder moet niet alleen een legger vaststellen, maar ook een onderhoudslegger. In een onderhoudslegger worden onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen van wateren aangewezen. [5]
4.3.
Tegen het besluit tot het vaststellen van de onderhoudslegger kan wel beroep worden ingesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De legger Delfland, zoals vastgesteld bij het bestreden besluit, bestaat zowel uit de legger, [6] als uit de onderhoudslegger. [7] Zoals gezegd, is de legger vooral een technisch instrument om de vorm, ligging, constructie en afmeting van een waterstaatswerk te concretiseren. In de onderhoudslegger staat de aanwijzing van onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen van wateren.
Beroep tegen de legger (artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet)
6. De rechtbank mag alleen een beroep tegen de legger behandelen als het gaat om de vaststelling of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone in die legger (zie punt 4.1 hiervoor). De rechtbank moet dus de vraag beantwoorden of eiser met zijn beroep opkomt tegen de vastlegging of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied of van een beschermingszone in de legger. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is en zij legt hierna uit waarom.
6.1.
Eiser komt met zijn beroep op tegen de legger, en meer in het bijzonder tegen de leggerkaart ter hoogte van [adres] in [plaats]. De leggerkaart zou op dat punt ten onrechte een leggerprofiel 213 vermelden en daarmee een damwandhoogte van NAP -2,16 m. Verder stelt eiser dat de damwand en de buitenkruinlijn op de leggerkaart ten onrechte niet samenvallen. Daarnaast vindt eiser dat de aanheling ten onrechte als waterkerend kunstwerk ontbreekt op de leggerkaart.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat in de legger geen waterbergingsgebied of beschermingszone wordt vastgelegd of gewijzigd ter hoogte van [adres] in [plaats]. Verweerder heeft dit ter zitting uitgelegd aan de hand van een kaartje (dat als bijlage bij deze uitspraak is gevoegd). Op het kaartje zijn ter plaatse groengekleurde vlakken te zien. Verweerder heeft toegelicht dat deze groene vlakken beschermingszones zijn en dat deze met het bestreden besluit onveranderd zijn gebleven. Ter hoogte van het perceel van eiser is geen waterbergingsgebied vastgesteld of gewijzigd.
6.3.
Omdat in het bestreden besluit ter plaatse dus geen waterbergingsgebied of beschermingszone wordt vastgelegd of gewijzigd, is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiser over iets anders gaat dan over de vaststelling of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone. Dat betekent dat het beroep zich niet richt tegen een voor beroep vatbaar besluit. De rechtbank is daarom in zoverre onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Beroep tegen de onderhoudslegger (artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet)
7. Eiser heeft in beroep tegen de onderhoudslegger aangevoerd dat de onderhoudsplichtigen en -verplichtingen niet zijn gebaseerd op alle relevante feiten en af te wegen belangen. Volgens eiser is Delfland onderhoudsplichtig, omdat het waterstaatswerk op grond van het projectplan nog niet op de leggerkaart is opgenomen. Verder betoogt eiser dat verweerder in de onderhoudslegger een onderhoudsplicht voor zichzelf had moeten opnemen, die inhoudt dat verweerder op zijn kosten de blokkade van de afvoer van bovendijks hemelwater op het perceel van eiser moet verhelpen.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit geen wijziging brengt in de onderhoudsplichtigen of -verplichtingen. De Rodenrijsevaart is een (binnen)boezemwater en daarom is het groot onderhoud voor Delfland. Het bestreden besluit heeft daarin geen verandering gebracht, aldus verweerder.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser zich met zijn beroep niet richt tegen het aanwijzen van onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen van een waterstaatswerk in de legger. Eiser en verweerder zijn het erover eens dat Delfland onderhoudsplichtig is voor de Rodenrijsevaart. Zij zijn het er ook over eens dat de onderhoudslegger daarin geen verandering brengt. Eiser vindt dat verweerder in de onderhoudslegger een onderhoudsplicht voor zichzelf had moeten opnemen, die inhoudt dat verweerder op zijn kosten de blokkade van de afvoer van bovendijks hemelwater op het perceel van eiser moet verhelpen. De rechtbank stelt vast dat eiser hiermee niet vraagt om een onderhoudsplicht in de zin van de Waterschapswet, omdat de afvoer van bovendijks hemelwater op het perceel van eiser geen onderhoud aan een waterstaatswerk is. Een waterstaatswerk is namelijk een oppervlaktewaterlichaam, een bergingsgebied, een waterkering of een ondersteunend kunstwerk. De rechtbank oordeelt daarom dat het beroep tegen de onderhoudslegger ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank is onbevoegd kennis te nemen van het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover dit besluit is gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet (de legger). De rechtbank mag dit deel van het beroep dus niet behandelen.
8.1.
Het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover dit besluit is gebaseerd op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet (de onderhoudslegger), is ongegrond.
8.2.
Eiser krijgt het griffiegeld niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd voor zover het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet.
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, voorzitter, en mr. R.H. Smits en mr. N.E.M. de Coninck, leden, in aanwezigheid van mr. N. Ciftci-Ibis, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet.
2.Als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet.
3.Als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet.
4.Artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling.
5.Artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.
6.Gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet.
7.Gebaseerd op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.