ECLI:NL:RBDHA:2023:18820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
C/09/632272 / HA RK 22-281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap op basis van afstamming en bezit van staat in een polygaam huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van verzoeker, die stelt af te stammen van een Nederlandse vader. Verzoeker is geboren uit een huwelijk dat volgens Ghanees recht rechtsgeldig is, maar dat in Nederland niet wordt erkend vanwege het polygaam karakter. De vader van verzoeker was ten tijde van zijn geboorte genaturaliseerd tot Nederlander, maar het huwelijk met de moeder van verzoeker wordt in Nederland niet erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker, ondanks het ontbreken van een formele erkenning van het vaderschap in Nederland, het Nederlanderschap heeft verkregen op basis van bezit van staat. Dit betekent dat verzoeker vanaf zijn geboorte als kind van zijn vader is behandeld en dat deze afstammingsrelatie niet kan worden betwist. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn verzoek toegewezen heeft gekregen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 22-281
Zaaknummer: C/09/632272
Datum beschikking: 23 november 2023

Beschikking op het op 14 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker01] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats01] , Ghana,
advocaat: mr. H.L.M. Lichteveld te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen de IND,
zetelende te [plaats01] ,
vertegenwoordigd door: mr. [naam01] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 17 oktober 2022 van de IND;
  • de brief van 28 december 2022 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 30 maart 2023 van de IND;
  • de brief van 21 mei 2023 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de conclusie van de officier van justitie van 4 juli 2023;
  • de brief van 15 september 2023 met bijlagen van de zijde van verzoeker.
Op 28 september 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • verzoeker en zijn advocaat;
  • mr. [naam01] namens de IND.
Namens verzoeker zijn op de zitting pleitnotities overgelegd.
De IND heeft zijn op de zitting voorgedragen pleitnotities nadien overgelegd.
De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de mondelinge behandeling.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt ertoe vast te stellen dat verzoeker vanaf zijn geboorte onafgebroken in het bezit is geweest van het Nederlanderschap en dit nu nog bezit, met veroordeling van de Staat in de kosten van het geding.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie meegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Feiten

  • Blijkens het Form of register of Customary Marriages, opgemaakt volgens de ‘Customary Marriage and Divorce (Registration) Law, 1985’, zijn op [datum huwelijk01] 1995 te [huwelijks] met elkaar gehuwd [naam02] (hierna de vader) en [naam03] (hierna de moeder).
  • Uit de vader en de moeder is verzoeker geboren, op [geboortedatum01] 1997 te [geboorteplaats01] , Ghana.
  • De vader is bij Koninklijk Besluit van [datum naturalisatie01] 1988 genaturaliseerd.
  • De vader is tussen [datum huwelijk02] 1992 en [datum echtscheiding01] 1997 gehuwd geweest met [naam04] .
  • Een ‘certified copy of entry in register of births’ uitgegeven op 27 januari 2022 vermeldt dat van verzoeker op [datum01] 2010 een geboorteakte is opgemaakt waarin [naam02] , nationaliteit Nederlands, als de vader is opgenomen.
  • De vader is op [datum overlijden01] 2021 overleden.
  • Verzoeker heeft op 3 februari 2022 een paspoort aangevraagd. Bij beschikking van 10 februari 2022 is de aanvraag niet in behandeling genomen. In de beslissing op bezwaar van 2 mei 2022 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. In de overwegingen is als feit aangenomen dat de vader op [datum huwelijk01] 1995 te [huwelijksplaats01] , Ghana, is gehuwd met de moeder, op basis van een customary marriage. Overwogen is dat hoewel dit een polygaam huwelijk was, dit naar Ghanees gewoonterecht een toegestaan huwelijk was. Verder is overwogen dat het huwelijk in Nederland wegens strijd met de openbare orde naar Nederlands recht geen rechtsgevolgen had, zodat verzoeker het Nederlanderschap niet aan zijn vader kan ontlenen. De Minister heeft op grond hiervan geconcludeerd dat verzoeker niet de Nederlandse nationaliteit bezit en daarom geen paspoort krijgt.

Beoordeling

In geschil is of verzoeker in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Standpunt van verzoeker
Verzoeker stelt dat dit het geval is en voert daartoe, verkort weergegeven, het volgende aan. Verzoeker is geboren uit het naar Ghanees recht rechtsgeldig gesloten huwelijk. Op het moment van zijn geboorte was zijn vader genaturaliseerd. Dat betekent dat verzoeker is geboren uit een Nederlandse vader en dat hij via zijn vader ook de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Voor zover verzoeker het Nederlanderschap niet aan zijn vader kan ontlenen, geldt volgens hem bezit van staat. Verzoeker is vanaf zijn geboorte als kind van zijn vader opgegroeid en door zijn vader verzorgd. Ook heeft hij met zijn vader in gezinsverband geleefd. Naar buiten toe is verzoeker altijd als kind van zijn vader beschouwd en op die manier opgetreden. Zijn staat kan daarom nu niet betwist worden.

Standpunt van de IND

Volgens de IND staat niet vast dat de vader van verzoeker op het moment van geboorte van verzoeker met de moeder van verzoeker was gehuwd. Er blijkt niet dat het traditionele Ghanese huwelijk is geregistreerd en het is onduidelijk of en zo ja, wanneer dit huwelijk is voltrokken. Voor zover van dit huwelijk blijkt, lijkt het in 2011 te zijn voltrokken. Als dat zo is, is verzoeker buiten het huwelijk van zijn ouders geboren en kan hij het Nederlanderschap niet aan de vader ontlenen.
Mocht het huwelijk wel op [datum huwelijk01] 1995 zijn voltrokken, dan betrof dit huwelijk een bigaam huwelijk dat in Nederland niet erkend wordt wegens strijd met de Nederlandse openbare orde. Dat betekent dat het huwelijk van de ouders van verzoeker niet in Nederland wordt erkend, zodat er geen familierechtelijke band tussen verzoeker en zijn vader is ontstaan. Ook is er niet op andere wijze een familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en zijn vader gevestigd. Dat betekent dat verzoeker het Nederlanderschap niet aan zijn ‘vader’ kan ontlenen.
Een beroep op bezit van staat slaagt volgens de IND evenmin. Verzoeker heeft vanaf zijn geboorte nooit in Nederland gewoond of deelgenomen aan het Nederlandse maatschappelijke verkeer. Bij gebrek aan voldoende aanknoping met de Nederlandse rechtssfeer slaagt volgens de IND een beroep hierop niet.
Oordeel van de rechtbank
Uitgangspunt is dat het Nederlanderschap op basis van de limitatieve gronden van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan worden verkregen. Op basis van artikel
3 lid 1 RWN is Nederlander het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is.
Geboren tijdens huwelijk?
De rechtbank volgt verzoeker in zijn stelling dat hij tijdens het huwelijk van zijn ouders is geboren. Hoewel de Minister van Buitenlandse Zaken in de beslissing op bezwaar van 2 mei 2022 vaststelde dat het huwelijk van de ouders van verzoeker naar Ghanees recht rechtsgeldig is, stelt de IND zich in deze procedure op het standpunt dat het huwelijk van de ouders van verzoeker niet aan de regels voldoet die daar door het Ghanese gewoonterecht aan gesteld worden. In het licht van het huwelijksdocument, de overgelegde foto’s en verklaringen van aanwezigen op dat huwelijk, acht de rechtbank echter voldoende aangetoond dat de ouders van verzoeker op [datum huwelijk01] 1995 via een gewoonterechtelijke ceremonie met elkaar zijn gehuwd. Daarbij geldt dat naar Ghanees recht een bigaam huwelijk een geldig huwelijk is. Naar Ghanees recht is verzoeker dus het kind van [naam02] nu hij is geboren binnen het (bigame) huwelijk van zijn moeder met [naam02] , zoals volgt uit het toen geldende artikel 32 Evidence Act (1975).
De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt is of verzoeker is geboren uit een huwelijk van zijn moeder met de heer [naam02] dat in Nederland wordt erkend.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en legt dit uit als volgt.
Vaststaat dat ten tijde van de geboorte van verzoeker de heer [naam02] , die de Nederlandse nationaliteit had, naast zijn huwelijk met de moeder van verzoeker ook was gehuwd met mevrouw [naam04] . Op grond van artikel 10:32 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt het huwelijk van de moeder van verzoeker met de heer [naam02] vanwege het bigame karakter daarvan in Nederland niet voor erkenning in aanmerking. Daarmee staat ook een naar Ghanees recht ontstane familierechtelijke betrekking aan erkenning in Nederland in de weg. Dit betekent dat verzoeker ten tijde van zijn geboorte geen kind is geworden van een Nederlandse vader en toentertijd niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
Erkenning nadien?
Gelet op het bepaalde in artikel 4 RWN kan een kind dat niet is geboren uit het huwelijk van zijn Nederlandse vader met de moeder, van rechtswege het Nederlanderschap verkrijgen als gevolg van erkenning door of gerechtelijke vaststelling van het Nederlandse vaderschap. Hierover heeft verzoeker evenwel niets gesteld. De rechtbank moet er dan van uitgaan dat nadien geen erkenning heeft plaatsgevonden of het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld.
Bezit van staat
Wel beroept verzoeker zich op het bezit van staat dat volgt uit zijn geboorteakte van [datum01] 2010 zodat zijn afstamming van zijn (toen) Nederlandse vader niet meer kan worden betwist.
De rechtbank volgt de IND niet in het betoog dat het beroep op het rechtsfiguur bezit van staat onvoldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer bevat, nu het een verzoek om vaststelling van Nederlanderschap van verzoeker betreft en in dit kader het bezit van staat wordt ingeroepen voor de vaststelling van de afstammingsrelatie van verzoeker met zijn vader die de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank komt daarmee toe aan de beoordeling van deze grondslag van het verzoek.
Vooreerst is de vraag aan de orde of de geboorteakte voor erkenning in Nederland in aanmerking komt (artikel 10:101 BW). De geboorteakte van verzoeker is veertien jaar na zijn geboorte opgemaakt. Op grond van section 8 van de Registration of Births and Deaths Act 1965 is registratie van een geboorte meer dan 12 maanden na de geboorte mogelijk na schriftelijke instemming van de Registrar of Births and Deaths en na betaling van een fee. De akte is opgesteld door de Registrar overeenkomstig de plaatselijke voorschriften. Gesteld noch gebleken is dat hiervan geen sprake is. Dit betekent dat de geboorteakte van verzoeker in Nederland voor erkenning in aanmerking komt.
Het beroep op bezit van staat wordt getoetst op basis van artikel 1:209 BW.
Artikel 1:209 BW bepaalt dat iemands afstamming volgens zijn geboorteakte door een ander niet kan worden betwist, indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van zogeheten bezit van staat in de zin van deze bepaling indien de wijze waarop iemand met een zekere duurzaamheid aan het maatschappelijk verkeer deelneemt, naar zijn uiterlijke vorm erop duidt dat hij in een bepaalde familiebetrekking staat tot een ander. Vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat de rechtszekerheid en de bescherming van het belang van het kind die bezit van staat als bedoeld in art. 1:209 BW beoogt te bieden, zich mede uitstrekken tot een buitenlandse geboorteakte waaraan een gebrek kleeft en kan ook worden tegengeworpen aan de autoriteiten belast met de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Een geslaagd beroep op het bezit van staat betekent dat vanaf het moment van geboorte het kind in een familierechtelijke betrekking tot de vader staat, ook al is de geboorteakte later opgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker het bewijs heeft geleverd dat hij vanaf zijn geboorte af aan zich in het maatschappelijk verkeer als kind van [naam02] heeft gedragen. Dit blijkt uit de door verzoeker overgelegde verklaringen van familieleden en van zijn school dat in de administratie [naam02] als zijn vader was opgenomen en de rapporten vanaf 2004 waaruit volgt dat verzoeker de achternaam van [naam02] draagt, de Health Chart uit 1997 waarin verzoeker is vermeld met de achternaam [verzoeker01] en waarin [naam02] als zijn vader is opgenomen, de foto’s van het gezinsleven, en de overgelegde necrologie waarin verzoeker als zoon van [naam02] wordt genoemd.
Uit dit alles volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van bezit van staat en dat de afstammingsrelatie tussen verzoeker en [naam02] zoals volgt uit de geboorteakte niet kan worden betwist, in die zin dat verzoeker afstamt van [naam02] die de Nederlandse nationaliteit bezit.
Slotsom
De rechtbank komt tot het oordeel dat verzoeker door afstamming het Nederlanderschap heeft verkregen zodat zijn verzoek wordt toegewezen.
Proceskosten
Verzoeker heeft verzocht de Staat in de proceskosten te veroordelen. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden verwezen.
De rechtbank ziet aanleiding aan te knopen bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, zoals dat geldt vanaf 1 februari 2023. Het salaris van de advocaat wordt met inachtneming van het liquidatietarief tot op heden begroot op € 1.794,- (3 punten à tarief II, 1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor de brief waarin de gronden van het verzoek zijn aangevuld en 1 punt voor de mondelinge behandeling).

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat verzoeker geboren op [geboortedatum01] 1997 het Nederlanderschap bezit;
veroordeelt de Staat in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van verzoeker begroot op € 86,- aan griffierecht en € 1.794,- aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.L. Strop, H.M. Boone en L. Koper, rechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2023.