Overwegingen
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 2000.
Wat er aan deze maatregel van bewaring vooraf ging
2. Verweerder heeft op 1 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 opgelegd. Bij besluit van 29 juni 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ingang van 30 juni 2023 met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
3. Verweerder heeft een laissez-passer voor eiser verkregen en een overdracht gepland voor 22 september 2023. In het vertrekgesprek op 8 september 2023 heeft eiser aangegeven niet terug te kunnen naar Marokko omdat hij daar gevaar loopt en heeft aangegeven een asielaanvraag te willen indienen. De asielaanvraag is op 11 september 2023 door eiser ingediend. Verweerder heeft op 11 september 2023 de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 opgeheven.
De huidige maatregel van bewaring
4. Op 11 september 2023 heeft verweerder eiser met het bestreden besluit in bewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Vw 2000.
5. Eiser heeft op 18 september 2023 beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring van 11 september 2023.
6. Verweerder heeft vervolgens op 19 september 2023 beslist op de asielaanvraag van eiser en deze aanvraag afgewezen. In de beslissing op de asielaanvraag is aangegeven dat de bewaring van eiser wordt verlengd op grond van artikel 59b, derde lid van de Vw 2000. Verweerder heeft bepaald dat de bewaring voortduurt op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
Wat moet worden beoordeeld in deze procedure?
7. Het door eiser ingestelde beroep tegen de maatregel van bewaring van 11 september 2023 is het eerste beroep. Voordat de uiterlijke termijn van vier weken uit artikel 59b, tweede lid van de Vw 2000 is verlopen heeft verweerder bij besluit van 19 september 2023 besloten de maatregel van bewaring van eiser te verlengen. Vanaf het moment dat het verlengingsbesluit is genomen berust de maatregel van bewaring niet langer op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder c van de Vw 2000 maar op artikel 59b, derde lid van de Vw 2000 in combinatie met artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
8. Bij het instellen van beroep tegen het opleggen van de maatregel was het verlengingsbesluit nog niet genomen. Door eiser is geen afzonderlijk beroep ingesteld tegen de verlenging van de maatregel van bewaring. Waarbij de rechtbank opmerkt dat dit voor eiser ook niet mogelijk is. Ingevolge artikel 94, zevende lid, van de Vw 2000 staat tegen een besluit tot verlenging van een vrijheidsbenemende maatregel slechts beroep open indien het gaat om een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59, zesde lid, of artikel 59b, vijfde lid, van de Vw 2000. Tegen een verlengingsbesluit op grond van artikel 59b, derde lid van de Vw 2000 is dus geen beroep opengesteld. De beoordeling van de verlenging van een maatregel van bewaring die is opgelegd op grond van artikel 59b, derde lid van de Vw 2000 vindt plaats bij de beoordeling van een tegen het voortduren van de maatregel van bewaring ingediend volgberoep. Gelet op artikel 96, eerste lid van de Vw 2000 kan een volgberoep pas worden ingediend nadat het eerste beroep tegen het opleggen van de maatregel van bewaring door de rechtbank ongegrond is verklaard.
9. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring zich uitstrekt tot na het verleningsbesluit van 19 september 2023 of zich beperkt tot het moment dat het verlengingsbesluit is genomen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel zich tevens uitstrekt tot na het besluit van 19 september 2023 waarbij de maatregel op grond van artikel 59b, derde lid Vw 2000, is verlengd. Eiser stelt zich op het standpunt dat de beoordeling zich beperkt tot het moment dat het verlengingsbesluit is genomen.
10. De rechtbank is van oordeel dat zij in deze procedure gehouden is ook het voortduren van de maatregel van bewaring na het verlengingsbesluit bij haar beoordeling te betrekken. Het is voor eiser immers niet mogelijk om eerder beroep in stellen tegen de verlenging dan nadat door de rechtbank op het eerste beroep is beslist. Dit acht de rechtbank een niet efficiënte werkwijze met als gevolg dat eiser gedwongen is de behandeling van het eerste beroep af te wachten voordat hij een beoordeling kan krijgen over de voortzetting van de maatregel na het verlengingsbesluit. Nog belangrijker is dat de rechtbank van oordeel is dat het beperken van de beoordeling van het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring tot het moment van het verlengingsbesluit niet in lijn is met het arrest van 8 november 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof).
11. Uit het arrest van het Hof volgt dat elke bewaring van een derdelander een ernstige inmenging vormt op het in artikel 6 van het Handvest neergelegde recht op vrijheid (punt 72) en gelet daarop is -onder meer in de Opvangrichtlijn- de bevoegdheid van de bevoegde nationale autoriteiten om een derdelander in bewaring te stellen strikt afgebakend. De bewaring kan alleen worden bevolen met inachtneming van algemene en abstracte regels waarin de voorwaarden en de wijze van toepassing ervan zijn vastgelegd (punt 75). Vervolgens blijkt uit het arrest dat wanneer niet langer is voldaan aan de voorwaarden voor de rechtmatigheid van de bewaring de vreemdeling onmiddellijk moet worden vrijgelaten (punt 79). De Uniewetgever heeft niet alleen gemeenschappelijk materiele normen vastgelegd maar ook gemeenschappelijke procedurele normen die de rechterlijke autoriteit in staat stelt om, al dan niet na ambtshalve toetsing, de betrokkende in vrijheid te stellen als zijn bewaring niet langer rechtmatig is (punt 86). Hiervoor moet de rechter voor haar beslissing de relevante omstandigheden kunnen onderzoeken indien zij dat nodig acht (punt 87). Tot slot heeft het Hof overwogen dat het door de Uniewetgever vastgestelde strikte kader voor bewaring en voortduring van een bewaringsmaatregel tot een situatie leidt die niet geheel te vergelijken valt met een bestuursrechtelijk geschil waarin het initiatief en de afbakening van het geschil bij de partijen berusten (punt 92).
12. De rechtbank leidt uit het arrest van het Hof af dat gelet op de ernst van de inmenging en de door de Uniewetgever vastgestelde gemeenschappelijke materiële en procedurele normen, dat als een geschil aanhangig is gemaakt dat gaat over de maatregel van bewaring en als die bewaring op het moment van de beoordeling van de rechtbank nog steeds feitelijk voortduurt, de rechtbank alle haar ter kennis gekomen relevante feiten en omstandigheden bij die beoordeling moet betrekken. Dit om vast te kunnen stellen of (nog steeds) wordt voldaan aan de voorwaarden voor de rechtmatigheid van de bewaring en indien dat niet het geval is, de vreemdeling onmiddellijk moet worden vrijgelaten. Daaronder valt naar het oordeel van de rechtbank ook de beoordeling van een verlengingsbesluit op grond waarvan de eerder opgelegde maatregel van bewaring is voortgezet. Juist omdat een dergelijk verlengingsbesluit dient om de eerder opgelegde maatregel van bewaring te kunnen laten voortduren en de verlenging van de maatregel van bewaring zijn grondslag vindt in de eerder opgelegde maatregel. In dat opzicht onderscheidt een verlengingsbesluit zich van een omzetting van een maatregel van bewaring na een eerdere opheffing. Bij een omzetting is sprake van een andere juridische grondslag terwijl bij een verlenging de voortzetting onlosmakelijk samenhangt met de grondslag van de opgelegde maatregel van bewaring.
13. Het voorgaande betekent dat in deze procedure de te beoordelen periode loopt van 11 september 2023 tot 29 september 2023 (datum sluiten onderzoek).
De maatregel van bewaring (periode 11 september 2023 tot 19 september 2023)
14. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
15. Tevens heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser (1°) in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, (2°) reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en (3°) op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
De grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000
16. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 niet noodzakelijk is omdat verweerder reeds de beschikking heeft over de gegevens en mochten de gegevens ontbreken het verkrijgen daarvan ook kan geschieden vanuit het asielzoekerscentrum. Deze beroepsgrond faalt. Zoals verweerder in de maatregel van de bewaring uiteengezet heeft is ten aanzien van eiser sprake van een risico op onttrekking aan het toezicht. Om die reden acht verweerder het noodzakelijk om vanuit bewaring de gegevens te verkrijgen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. Nu eiser de feitelijke juistheid van de gronden onder 3a, 3b, 3c, 4c en 4d niet heeft betwist en evenmin dat deze gronden de conclusie rechtvaardigen dat een risico bestaat op onttrekking aan het toezicht, en deze gronden – ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is op grond van het arrest van het Hof van 8 november 2022 – de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000 kunnen dragen, moet deze in zoverre voor rechtmatig worden gehouden.
De grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000
17. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn en dat eiser reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad. Partijen zijn verdeeld over de vraag of op redelijke gronden kan worden aangenomen dat de asielaanvraag van eiser van 11 september 2023 louter is ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze vraag terecht bevestigend beantwoord. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser sinds 1 januari 2023 in bewaring zit, en hij, ruim acht maanden later, daags nadat hem bekend is geworden dat een lp voor hem is verstrekt, een asielaanvraag indient. Dat eiser zijn asielmotief, dat hij homoseksueel is, lang voor zichzelf heeft gehouden, maakt niet dat eiser zijn asielaanvraag niet eerder heeft kunnen indienen nu het eiser duidelijk moet zijn geweest dat hij in bewaring was gesteld ter fine van uitzetting naar Marokko. Het valt niet in te zien waarom eiser dan zo lang wacht met het indienen van zijn aanvraag als hij vreest om terug te keren. Ook heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser eerder een inreisverbod en terugkeerbesluit (zonder vertrektermijn) opgelegd heeft gekregen, waaraan hij niet heeft voldaan, alsmede dat eiser afkomstig is uit een land (Marokko) dat in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Voornoemde omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, rechtvaardigen de conclusie – anders dan eiser betoogt – dat eiser zijn asielaanvraag van 11 september 2023 louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
18. Uit het voorgaande vloeit voort dat heeft verweerder de maatregel van bewaring terecht heeft gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Vw 2000. Overigens merkt de rechtbank op dat deze grondslagen ook ieder afzonderlijk de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Het verlengingsbesluit (periode vanaf 19 september 2023)
19. Gelet op hetgeen is overwogen onder 17 heeft verweerder terecht artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Tevens staat vast dat eiser heeft rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de behandeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden van artikel 59b, derde lid van de Vw 2000 en is de verlenging van de maatregel van de bewaring niet onrechtmatig.
20. Eiser heeft voorts aangevoerd dat een lichter middel dan bewaring is aangewezen vanwege zijn gezondheidstoestand en omdat hij zich niet langer veilig voelt in bewaring vanwege zijn seksuele geaardheid. Deze beroepsgrond faalt. Ten aanzien van de gezondheidstoestand van eiser heeft te gelden – zoals verweerder in de maatregel van bewaring ook heeft aangegeven – dat medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij en dat voor mensen met medische problemen gespecialiseerde zorg aanwezig is in het detentiecentrum. Verweerder heeft in zoverre terecht overwogen dat in zoverre niet hoeft te worden volstaan met het toepassen van een lichter middel dan bewaring. Voor zover eiser heeft betoogd dat geen rekening is gehouden met zijn situatie in bewaring en dat dit voor hem -gelet op zijn geaardheid- erg moeilijk is, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser deze omstandigheden in het gehoor in bewaringstelling noch in de vertrekgesprekken naar voren heeft gebracht. Verweerder hoeft daarin, naar het oordeel van de rechtbank, geen aanleiding te zien tot het opleggen van een lichter middel gelet op het onttrekkingsrisico. Met inachtneming van het risico op onttrekking aan het toezicht en de omstandigheid dat eiser zijn asielaanvraag van 11 september 2023 louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen, heeft verweerder in de wens van eiser om de behandeling van zijn asielaanvraag af te wachten in het asielzoekerscentrum evenmin aanleiding hoeven zien om te volstaan met een lichter middel dan bewaring. Het betoog van eiser slaagt niet.
21. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring of de verlening daarvan onrechtmatig moet worden geacht. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.