ECLI:NL:RBDHA:2023:18782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/09/645941 / FA RK 23-2685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van erkenning en vervangende toestemming tot erkenning in het kader van ouderschap en omgangsregelingen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 november 2023 een tussenbeschikking gegeven in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de partner van de moeder. De verzoeker, de biologische vader van het kind, heeft verzocht om de erkenning door de huidige partner van de moeder te vernietigen en om vervangende toestemming te verkrijgen voor zijn eigen erkenning van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische vader niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning, omdat hij niet tijdig een verzoek om vervangende toestemming heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat de moeder in redelijkheid toestemming heeft kunnen geven aan haar partner voor de erkenning van het kind, en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de biologische vader ontvankelijk is in zijn verzoek om omgang met het kind, gezien zijn betrokkenheid en de wens om een rol als vader te vervullen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de omgangsregeling en de informatieregeling, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming zal worden betrokken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2685
Zaaknummer: C/09/645941
Datum beschikking: 22 november 2023

[naam 2] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [plaats01]
advocaat: mr. M.J. Boers te ’s-Gravenzande, gemeente Westland.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam 3] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [plaats01] ,
advocaat: mr. W.A.M. Kouters te Barendrecht,

[naam 3] ,

de erkenner, hierna: [naam 3] ,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [plaats01] ,
en

de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,

in rechte vertegenwoordigd door mr. M. Braat, advocaat te ‘s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft -voor zover hier van belang- kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier van 1 juli 2023 van de zijde van verzoeker;
  • het F9-formulier van 4 juli 2023 van de zijde van de moeder
  • het verweerschrift van de moeder, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 10 oktober 2023 van de zijde van de moeder.
Op 25 oktober 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, de moeder en de [naam 3] , ieder bijgestaan door hun advocaat. Ook is verschenen de bijzonder curator, mr. Braat.

Verzoek en verweer

Verzocht wordt:
  • de man vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen, zodat hij [voornaam minderjarige] kan erkennen.
  • de doorhaling te gelasten van de akte latere vermelding van erkenning van [voornaam minderjarige] door [naam 3] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats02] bij de geboorteakte onder nummer [nummer01] van het jaar 2021;
  • te verklaren voor recht dat de erkenning van [voornaam minderjarige] door [naam 3] nietig is, althans deze erkenning te vernietigen;
  • te verklaren voor recht dat de aantekening van het gezamenlijk gezag door de moeder en [naam 3] over [voornaam minderjarige] nietig is, althans deze aantekening te vernietigen;
  • te bepalen dat het gezag over [voornaam minderjarige] aan de moeder en de man wordt toegewezen;
  • primair: te bepalen dat de zorg voor c.q. de omgang van de man met [voornaam minderjarige] zal plaatsvinden met ingang van de datum van de te wijzen beschikking:
 gedurende de eerste vier weken iedere zondag gedurende twee aaneengesloten uren;
 daarna gedurende vier weken iedere zondag gedurende zes aaneengesloten uren;
 daarna: gedurende vier weken iedere zondag gedurende acht aaneengesloten uren;
 daarna gedurende vier weken om de week van zaterdagochtend tot zondagochtend;
 daarna: gedurende vier weken om de week van zaterdagochtend tot zondagochtend;
 vervolgens om de week van vrijdagavond tot zondagavond, evenals gedurende de helft van de feestdagen, een week in de winter en twee weken in de zomer,
- subsidiair: een zorg- althans omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank juist
acht;
  • te bepalen dat de moeder de man op de hoogte dient te houden omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [voornaam minderjarige] ;
  • te bepalen dat de moeder de man raadpleegt over te nemen beslissingen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [voornaam minderjarige] ;
  • te bepalen dat de moeder ten minste eenmaal per maand een recente en goed gelijkende kleurenfoto van [voornaam minderjarige] aan de man doet toekomen, alsmede een verslag omtrent het welzijn en de ontwikkelingen van [voornaam minderjarige] ,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Op de zitting heeft de advocaat toegelicht dat het verzoek om omgang los staat van het verzoek tot vernietiging van de erkenning. Ook als de erkenning door [naam 3] niet zou worden vernietigd, verzoekt [verzoeker01] om omgang. Hij baseert zich hierbij op de omstandigheid dat er sprake is van “intended family life” tussen hem en [voornaam minderjarige] . Hij voert daartoe aan dat hij bewust heeft gekozen, voorafgaande aan de geboorte van [voornaam minderjarige] , om zijn verantwoordelijkheid als vader te nemen en heeft daarover ook met vrienden en familie gesproken.
De bijzondere curator en de moeder hebben verweer gevoerd. Dat verweer zal hierna – voor zover nodig – worden besproken.

Feiten

  • Uit een DNA Test Rapport van [centrum] van [datum 1] 2022 blijkt dat verzoeker met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (99.99996%) de biologische vader is van [voornaam minderjarige] .
  • De moeder is op [huwelijksdatum] 2023 gehuwd met [naam 3] .
  • [voornaam minderjarige] is op [datum erkenning] 2023 erkend door [naam 3] . Daarbij is gekozen voor de geslachtsnaam: [naam 3] .
  • De moeder en [naam 3] hebben door de erkenning van rechtswege gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
  • De moeder geeft geen toestemming voor de erkenning door verzoeker.
  • Verzoeker, de moeder en [voornaam minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 25 april 2023 is mr. M. Braat benoemd tot
bijzondere curator om de minderjarige te vertegenwoordigen.
Standpunt van de verzoeker
Verzoeker is van mening dat hij als biologische vader van [voornaam minderjarige] er belang bij heeft om de band met zijn zoon juridisch te erkennen. Dat is ook in het belang van [voornaam minderjarige] . Primair stelt verzoeker dat de erkenning door [naam 3] slechts voorwaardelijk is geweest, omdat de moeder voorafgaande aan die erkenning wist dat verzoeker [voornaam minderjarige] wilde erkennen. Dat betekent volgens verzoeker dat de rechtbank aan hem vervangende toestemming tot erkenning kan verlenen.
Subsidiair beroept verzoeker zich op de rechtspraak van de Hoge Raad , waarin is uitgemaakt dat hij als biologische vader een rechtsingang heeft om een verzoek in te dienen tot vernietiging van de erkenning. In de periode vanaf de geboorte van [voornaam minderjarige] tot aan de dag dat [naam 3] [voornaam minderjarige] heeft erkend, heeft verzoeker niet om vervangende toestemming kunnen vragen omdat hij de moeder met rust heeft willen laten op haar uitdrukkelijk verzoek. Zij had immers door het overlijden van haar vader, een dag na de geboorte van [voornaam minderjarige] , tijd nodig om tot zich zelf te komen. verzoeker dat verzoek gerespecteerd. Hij meent dat de moeder niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het geven van toestemming aan [naam 3] , omdat zij wist dat verzoeker [voornaam minderjarige] wilde erkennen.
Verzoeker heeft geprobeerd om afspraken met de moeder over de erkenning te maken. Toen dat op 2 februari 2023 niet bleek te lukken heeft hij op 6 februari 2023 aan de moeder meegedeeld ‘het hoger op te gaan zoeken’. Anderhalve week later heeft de moeder aan [naam 3] toestemming gegeven voor erkenning van [voornaam minderjarige] . Verzoeker kon niet in anderhalve week een verzoek bij de rechtbank gereed hebben; volgens jurisprudentie is hem daartoe een termijn van drie maanden vanaf begin februari 2023 gegund. Met de wetenschap die zij had omtrent verzoeker’s wens, had de moeder in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming aan [naam 3] kunnen komen. Volgens verzoeker weegt zijn belang als biologische vader van [voornaam minderjarige] om hun relatie rechtens te kunnen laten erkennen zwaarder dan het belang van de moeder om [voornaam minderjarige] door [naam 3] te laten erkennen.
Meer subsidiair stelt verzoeker zich op het standpunt dat de moeder misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om toestemming aan [naam 3] te verlenen, en daarbij de mogelijkheden van verzoeker te blokkeren.
Standpunt moeder
Primair stelt de moeder dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning van [voornaam minderjarige] door [naam 3] . Een verwekker is immers niet in artikel 1:205 lid 1 en 2 BW in de limitatieve opsomming van verzoekers opgenomen.
Subsidiair stelt de moeder dat de in de jurisprudentie ontwikkelde strikte maatstaf dient te worden gehanteerd, omdat verzoeker vanaf januari 2022 vervangende toestemming aan de rechtbank had kunnen vragen, maar dat heeft nagelaten. Van misbruik van bevoegdheid is volgens haar geen sprake omdat zij vanaf september 2022 de intentie had om met [naam 3] te trouwen en met hem een gezin te stichten, waarbinnen [voornaam minderjarige] een stabiele en veilige omgeving zou worden geboden. Zij heeft van meet af aan, in ieder geval vanaf januari 2022 consistent aan verzoeker laten weten dat zij hem geen toestemming tot erkenning wilde geven. Verzoeker heeft echter geen actie ondernomen om een advocaat te raadplegen en een procedure te starten. Toen verzoeker vanaf maart 2022 tot en met oktober 2022 geen contact meer had opgenomen met de moeder, mocht zij ervan uitgaan dat hij zich bij de situatie had neergelegd. De moeder wilde slechts de belangen van [voornaam minderjarige] dienen door haar juridische situatie zo in te richten dat er geen onderscheid zou zijn tussen [voornaam minderjarige] en eventueel toekomstige gezamenlijke kinderen van de moeder met [naam 3] , en dat haar kinderen dezelfde achternaam zouden dragen.
Als de minder strikte maatstaf zou moeten worden gehanteerd voert de moeder aan dat zij in redelijkheid, de belangen van zichzelf, van verzoeker en van [voornaam minderjarige] bij een erkenning door [naam 3] heeft afgewogen. Zij stelt daarbij dat er nooit een basis is geweest voor een duurzame relatie met verzoeker. Partijen hadden slechts een 5 tot 6 weken durend contact gehad. Dat de moeder zwanger was bleek pas na zes maanden zwangerschap en kwam als een verrassing. Nadat zij verzoeker op de hoogte had gebracht van de zwangerschap toonde hij weinig tot geen interesse. Met [naam 3] heeft de moeder een bestendige relatie en een hecht gezin, er is sprake van family-life en een stabiele basis voor [voornaam minderjarige] . Van meet af aan is [naam 3] betrokken geweest bij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] ziet en ervaart [naam 3] als zijn vader, hij noemt hem papa; [naam 3] is naast de moeder de primaire hechtingsfiguur van [voornaam minderjarige] . De moeder wil [voornaam minderjarige] over zijn afstamming voorlichten wanneer [voornaam minderjarige] daaraan toe is. [voornaam minderjarige] kan zich zelf nog geen oordeel vormen over zijn erkenning of de vernietiging daarvan en een vernietiging van de erkenning is onomkeerbaar en heeft gevolgen voor gezag, achternaam en erfrecht, zodat terughoudendheid geboden is.
Standpunt van de bijzondere curator
De bijzondere curator adviseert tot afwijzing van het verzoek tot vernietiging van de erkenning en het verlenen van vervangende toestemming om te mogen erkennen. Volgens de bijzondere curator heeft verzoeker tijdig een verzoek kunnen indienen bij de rechtbank om vervangende toestemming te vragen voor erkenning van [voornaam minderjarige] . Dit heeft hij nagelaten. De moeder heeft geen misbruik van haar bevoegdheid gemaakt, aldus de bijzondere curator. Bij een afwijzende houding van de moeder had verzoeker hulp kunnen zoeken om een opening bij de moeder te creëren. Lukte dat niet, dan had verzoeker zich kunnen wenden tot een advocaat. Verzoeker heeft van maart 2022 tot oktober 2022 niets gedaan. Daarna diende hij eerst in april 2023 zijn verzoekschrift bij de rechtbank in. De moeder had niets meer vernomen van verzoeker vanaf maart 2022 en er was inmiddels op natuurlijke wijze een nieuwe gezinssituatie ontstaan met [naam 3] . De moeder heeft in september 2022 toen zij zou gaan trouwen in redelijkheid kunnen komen tot haar beslissing om [naam 3] toestemming voor erkenning te geven. De beslissing voor die erkenning was maanden daarvoor al genomen, de erkenning door [naam 3] is zorgvuldig voorbereid.
Ook als moet worden getoetst aan de minder strikte maatstaf is er dus geen grond om de erkenning aan te tasten; de moeder heeft haar beslissing in redelijkheid en met inachtneming van het belang van [voornaam minderjarige] genomen.
De bijzondere curator dient zelf geen verzoek in namens de minderjarige om de erkenning door [naam 3] te vernietigen. Zij acht dat niet in het belang van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is nog heel jong en afhankelijk van zijn primaire opvoeders; het is in zijn belang dat er sprake is van een stabiele en voorspelbare gezinssituatie. Bovendien heeft een vernietiging van de erkenning onherroepelijke gevolgen. [voornaam minderjarige] kan als hij dit wil zelf alsnog op latere leeftijd een afweging maken om de vernietiging van de erkenning te vragen.
De bijzondere curator acht het wel belangrijk voor [voornaam minderjarige] dat zo snel mogelijk wordt gestart met statusvoorlichting. De bijzondere curator adviseert alle betrokkenen om hiervoor professionele hulp in te schakelen.

Beoordeling

Erkenning

De rechtbank begrijpt dat verzocht wordt de erkenning van [voornaam minderjarige] door [naam 3] te vernietigen, zodat voor verzoeker de weg vrij is om [voornaam minderjarige] te erkennen, althans om vervangende toestemming te krijgen van de rechtbank, welke toestemming die van de moeder vervangt, voor erkenning van [voornaam minderjarige] .
Uit hetgeen op de zitting is besproken en uit de overgelegde stukken komt het volgende naar voren.
In [periode 1] 2021 hebben de moeder en verzoeker elkaar leren kennen via een datingsite. De moeder bleek later, tot haar verrassing, zwanger te zijn geraakt. Op
23 september 2021 heeft de moeder verzoeker over haar zwangerschap ingelicht. De moeder en verzoeker hebben vervolgens getracht hun opties ten aanzien van hun ouderschap samen te bespreken.
Volgens een per e-mail van 16 november 2022 aan verzoeker toegestuurde brief van de moeder (productie 2 bij het verzoekschrift) luiden deze opties als volgt:
verzoeker erkent het kind niet en als er ooit vragen vanuit het kind komen wie zijn vader is dan zal de moeder een brief met foto en gegevens geven als hij daarvoor oud genoeg is;
verzoeker erkent het kind en draagt ook de verantwoordelijkheid die erbij komt kijken, hetgeen betekent dat verzoeker ook financieel verantwoordelijk is en dat er samen met de moeder sprake is van ouderlijk gezag van verzoeker.
In de brief vraagt de moeder aan verzoeker om voor 20 november 2021 te laten horen wat hij wenst, zodat een en ander in het belang van het kind kan worden vastgelegd. Indien de moeder niets van verzoeker hoort, gaat de moeder er van uit dat verzoeker kiest voor optie 1.
Verzoeker heeft vervolgens per appbericht van 20 november 2021 aan de moeder bericht dat hij kiest voor optie 2 (productie 5 bij het verweerschrift van de vrouw, pagina 10). Per
e-mail van 21 november 2021heeft verzoeker zijn keuze voor optie 2 aan de moeder nogmaals kenbaar gemaakt.
Op 26 oktober 2021 wisselen verzoeker en de moeder app-berichten met elkaar uit waarbij verzoeker denkt aan een co-ouderschap. De moeder laat op diezelfde datum weten dat
co-ouderschap voor haar geen optie is. Op advies van een medewerker van FIOM vindt op 19 januari 2022 een DNA test plaats bij verzoeker thuis en daarbij ziet hij [voornaam minderjarige] voor het eerst. In die periode ontvangt verzoeker van de moeder ook een foto van het kind. Op
31 januari 2022 geeft verzoeker aan de moeder de uitslag door van de DNA test. In haar antwoord geeft de moeder aan dat de afgelopen weken voor haar heel heftig zijn geweest en dat de knop om is en dat zij zelf de zorg over [voornaam minderjarige] wil dragen, zonder verzoeker. In maart 2022 bericht de moeder nogmaals aan verzoeker dat zij zelf de zorg voor [voornaam minderjarige] zal gaan dragen, waarop verzoeker vasthoudt aan zijn in november 2021 gemaakte keuze voor optie 2. Vanaf maart 2022 tot 24 oktober 2022 is er echter geen contact tussen de moeder en verzoeker. De moeder gaat er dan van uit dat hij instemt met de situatie en dat zij [voornaam minderjarige] zal verzorgen en opvoeden. Ondertussen is de vriendschapsrelatie van de moeder en [naam 3] een liefdesrelatie geworden. De moeder en [naam 3] bereiden hun huwelijk voor dat op
[huwelijksdatum] 2023 gesloten zal worden. Voorafgaand aan het huwelijk maken de moeder en [naam 3] plannen en afspraken voor het maken van huwelijkse voorwaarden, de erkenning van [voornaam minderjarige] en een testament. Zij laten zich voorlichten over de achternaam van [voornaam minderjarige] na de erkenning. Besloten wordt de erkenning van [voornaam minderjarige] te regelen na de huwelijksreis die van
[periode 2] 2023 duurt. Ondertussen heeft verzoeker op [datum 2] 2022 een kaartje ter gelegenheid van de verjaardag van [voornaam minderjarige] gestuurd en een app ter felicitatie aan de moeder. Op 16 januari 2023 stuurt verzoeker een brief aan de moeder waarin hij nogmaals aangeeft dat hij graag een rol wil spelen in het leven van [voornaam minderjarige] . De moeder reageert op
2 februari 2023 op die brief en deelt verzoeker mede dat ze bij haar eerder ingenomen standpunt blijft en dat ze [voornaam minderjarige] contact met hem zal laten opnemen als [voornaam minderjarige] daarom vraagt. Verzoeker probeert tevergeefs nog een andere afspraak te maken met de moeder maar uiteindelijk deelt hij de moeder op 6 februari 2023 mee dat “hij het hoger op gaat zoeken”. Op 17 februari 2023 wendt verzoeker zich tot een advocaat; diezelfde dag hebben de moeder en [naam 3] (buiten medeweten van verzoeker) de erkenning van [voornaam minderjarige] door [naam 3] geregeld en als geslachtsnaam voor [voornaam minderjarige] “ [naam 3] ” gekozen, nu de moeder die naam sinds haar huwelijk met [naam 3] ook draagt. Op 20 februari 2023 verzoekt verzoeker de moeder, via zijn advocaat, om toestemming voor de erkenning van [voornaam minderjarige] door hem. Tevens vraagt hij gezamenlijk gezag en de start van een omgangsregeling. Op 16 maart 2023 heeft de moeder verzoeker meegedeeld dat ze zijn verzoeken niet in het belang van [voornaam minderjarige] vindt.
Is sprake van een voorwaardelijke erkenning?
De Hoge Raad heeft in het arrest van 30 oktober 2015 aanvaard dat slechts van een voorwaardelijk gegeven toestemming tot erkenning kan worden gesproken, als de verwekker door middel van een brief van de advocaat aan de moeder om toestemming tot erkenning heeft verzocht. Door die brief is voor de moeder immers kenbaar dat de verwekker juridische actie onderneemt om tot erkenning te komen. Het zou onaanvaardbaar zijn dat de moeder het vervolg van die procedure kan blokkeren door een andere persoon toestemming te geven. (ECLI:NL:HR:2015:3196). De rechtbank is van oordeel dat van deze situatie in het onderhavige geval geen sprake is. De brief van de advocaat van verzoeker heeft de moeder immers pas bereikt nadat de erkenning door [naam 3] heeft plaatsgevonden. Van een voorwaardelijke erkenning is daarom geen sprake geweest.
Is de man ontvankelijk in zijn verzoek om vernietiging van de erkenning?
De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek om de erkenning door [naam 3] te vernietigen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 1:205 BW is bepaald dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank slechts kan worden ingediend door het kind zelf, door de erkenner, door de moeder en door het openbaar ministerie. De verwekker of biologische vader heeft geen zelfstandige rechtsingang om een dergelijk verzoek in te dienen.
De Hoge Raad heeft in haar uitspraak van 12 november 2004 echter bepaald dat onder bepaalde omstandigheden de biologische vader wel kan worden ontvangen in een dergelijk verzoek.
In de jurisprudentie zijn daaromtrent twee maatstaven ontwikkeld. In de eerste plaats de
minder strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Daarbij dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind.
Daartegenover staat
de strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van de minderjarige door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004: AQ7386).
De rechtbank dient dus de volgende vragen te beantwoorden:
Heeft de biologische vader/verwekker (verzoeker) zijn verzoek tot vervangende toestemming niet tijdig kunnen indienen? Indien dat wel het geval is, dan geldt de volgende vraag:
Heeft de moeder misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om een ander dan de biologische vader/verwekker die toestemming te geven?
Heeft verzoeker de gelegenheid gehad om tijdig een verzoek in te dienen tot het verkrijgen van vervangende toestemming om te erkennen?
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker tijdig een verzoek tot vervangende toestemming heeft kunnen indienen. Daarbij gelden de volgende overwegingen: Vast staat dat verzoeker vanaf 23 maart 2022 tot en met oktober 2022 geen contact meer heeft opgenomen met de moeder, nadat de moeder hem had meegedeeld dat zij [voornaam minderjarige] alleen wilde opvoeden, zonder dat verzoeker een rol als vader zou vervullen. Desgevraagd heeft hij op de zitting meegedeeld dat hij min of meer de moed had verloren, maar ook dat hij de moeder met rust heeft willen laten. Door stil te zitten nam hij echter het risico dat de moeder een nieuw gezinsverband zou vinden, hetgeen ook gebeurd is. Daarbij geldt dat hij vanaf januari 2022 en ook in maart 2022 van de moeder uitdrukkelijk per app-bericht heeft vernomen dat zij geen rol voor verzoeker als vader zag en dat zij [voornaam minderjarige] alleen wilde opvoeden. Het had dus op de weg van verzoekeer gelegen om vanaf dat moment een advocaat te raadplegen en een procedure te starten. Er waren voor hem geen beletselen om dat te doen. Het enkele feit dat de moeder had verzocht om haar met rust te laten is geen beletsel om actie te ondernemen, temeer nu zij herhaaldelijk kenbaar had gemaakt dat zij bij haar standpunt bleef. Toen verzoeker opnieuw in oktober 2022 per app-bericht contact zocht met de moeder heeft zij haar standpunt herhaald. Ook toen had verzoeker nog een advocaat kunnen raadplegen. Verzoeker wist immers dat hij van de moeder geen toestemming zou krijgen om [voornaam minderjarige] te erkennen. Verzoeker heeft naar oordeel van de rechtbank alle tijd gehad om zelf een juridische procedure te starten. De rechtbank komt dus niet toe aan beantwoording van de vraag of de moeder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verlenen van toestemming aan [naam 3] , mede gezien de belangen van verzoeker en van [voornaam minderjarige] .
Heeft de moeder misbruik gemaakt van haar bevoegdheid?
De rechtbank is van oordeel dat de moeder geen misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om haar partner [naam 3] toestemming te geven om [voornaam minderjarige] te erkennen. Haar intentie om [voornaam minderjarige] in haar gezin op te laten nemen met haar nieuwe partner was reeds in september 2022 ontstaan. Zij mocht er van uitgaan dat verzoeker zich had neergelegd bij haar beslissing om hem geen rol in de opvoeding te geven, nu zij van hem vanaf maart 2022 niets meer had gehoord en zij haar standpunt kenbaar had gemaakt aan hem. Uit de stukken is gebleken dat de moeder al in november 2022 een afspraak had gemaakt met de ambtenaar van de burgerlijke stand om [voornaam minderjarige] door [naam 3] te laten erkennen, maar dat dit is uitgesteld tot na het huwelijk met [naam 3] omdat zij er van uitging dat alleen na het huwelijk de achternaam van [voornaam minderjarige] automatisch [naam 3] zou worden. Er is dus geen aanwijzing dat zij op de valreep snel aan [naam 3] toestemming wilde verlenen louter en alleen om verzoeker de pas af te snijden.
Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de man niet ontvankelijk is in zijn verzoeken met betrekking tot de vernietiging/nietig verklaring van de erkenning door [naam 3] .

Gezag

Verzoeker is naar het oordeel van de rechtbank niet ontvankelijk in zijn verzoek om de aantekening van het gezamenlijk gezag door de vrouw en [naam 3] nietig te verklaren, nu daar geen juridische grondslag voor is. Doordat de erkenning door [naam 3] in stand blijft en verzoeker geen juridische ouder wordt van [voornaam minderjarige] is hij daarnaast niet ontvankelijk in zijn verzoek om hem op grond van artikel 1:253c BW met het gezamenlijk gezag te belasten.

Omgang

Ingevolge artikel 1:377a, eerste lid, BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er sprake is van ‘intended family life’ hetgeen inhoudt dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De moeder meent van niet omdat partijen nimmer het plan hadden om een gezin te stichten. De enkele keuze van verzoeker voor optie 2, zoals beschreven in haar e-mail van 16 november 2021, acht zij te wankel om tot de conclusie te komen dat sprake is van intended family life.
De rechtbank overweegt als volgt. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft in een aantal uitspraken beslist dat een niet-ontvankelijk verklaring van een verzoek om omgang van een biologische vader met zijn kind, zonder inhoudelijke toetsing door de rechter, strijdig is met het recht op eerbiediging van het privéleven van de vader. Het recht op omgang kan in ieder geval gerekend worden tot het privéleven van de vader, omdat de juridische relaties tussen een biologische ouder en zijn kind een belangrijk onderdeel uitmaken van de identiteit van die ouder. Biologisch vaderschap en een aantoonbare interesse voor en betrokkenheid bij het kind voor en na de geboorte zijn een sterke aanwijzing om een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling ontvankelijk te laten zijn.
In het onderhavige geval heeft verzoeker voor en na de geboorte meermalen verzocht om contact met [voornaam minderjarige] . Daarbij heeft hij blijk gegeven van betrokkenheid bij [voornaam minderjarige] . Uit de appberichten tussen verzoeker en de moeder (productie 5 bij het verweerschrift) komt het beeld naar voren dat verzoeker zijn rol als vader wilde vervullen. Hij verzocht meermalen om een foto van [voornaam minderjarige] , die hij ook van de moeder heeft ontvangen. Hij heeft na een gesprek met een medewerker van FIOM, aangedrongen op een vaderschapstest. Hij heeft op zijn herhaald verzoek [voornaam minderjarige] een keer mogen zien na de geboorte, in januari 2022. Aanvankelijk wilde de moeder aan verzoeker ook de gelegenheid geven om zijn verantwoordelijkheden als vader te vervullen. Verzoeker heeft meermalen verzocht om met de moeder in gesprek te gaan om een ouderschapsplan te maken. De moeder is na de geboorte van standpunt veranderd en wilde [voornaam minderjarige] verder alleen opvoeden. Dat het verder niet gekomen is tot contact tussen verzoeker en [voornaam minderjarige] is niet aan verzoeker te wijten. Hij heeft het verzoek van de moeder om met rust gelaten te worden, willen respecteren. Zijn aanhoudende wens om contact te krijgen met zijn kind, welke wens hij in oktober 2022 en daarna heeft herhaald, geeft des te sterker aan dat hij betrokken wil zijn bij [voornaam minderjarige] . Het enkele afhouden van verder contact door de moeder staat er niet aan in de weg dat sprake is van “intended family life”.
Verzoeker is naar oordeel van de rechtbank ontvankelijk in zijn verzoek om omgang met [voornaam minderjarige] . Hoe en op welke wijze de omgang gestalte kan krijgen is op de zitting echter nog onvoldoende besproken. Het verzoek om omgang wordt daarom aangehouden om te worden besproken op een nader te houden zitting waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming zal worden opgeroepen.

Informatie en consultatie

Ook ten aanzien van dit verzoek is verzoeker ontvankelijk gelet op bovenstaande overwegingen. Dit verzoek zal eveneens op een nader te houden zitting verder inhoudelijk worden behandeld.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de man niet ontvankelijk in zijn volgende verzoeken:
  • het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van [voornaam minderjarige] door [naam 3] ;
  • het verzoek de doorhaling te gelasten van de akte latere vermelding betreffende
deze erkenning;
  • te verklaren voor recht dat voornoemde erkenning nietig is, althans deze erkenning te vernietigen;
  • te verklaren voor recht dat het gezamenlijk gezag door de moeder en [naam 3] nietig is althans deze aantekening te vernietigen;
  • te bepalen dat het gezag over [voornaam minderjarige] aan verzoeker en de moeder zal worden toegewezen;
houdt iedere verdere beslissing aan ten aanzien van de omgangsregeling en de informatieregeling tot een nader te bepalen zitting waarop het verzoek om een omgangsregeling en informatieregeling zal worden behandeld;
verzoekt de griffier na opgave van de verhinderdata van beide advocaten een nieuwe zitting te bepalen en voor die zitting ook de Raad voor de kinderbescherming op te roepen;
beschouwt de taak van de bijzonder curator geëindigd en ontslaat deze van haar functie als zodanig in deze zaak;
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door
V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 november 2023.