7.1.
Het arrest L.H. heeft betekenis voor de manier waarop de staatssecretaris uitvoering geeft aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, waar het gaat om de vraag of de opvolgende aanvraag nieuwe elementen of bevindingen bevat. Nu dit niet aan de orde is in deze zaak – verweerder heeft (impliciet) beoordeeld of de aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten en is vervolgens overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag - , kan het beroep van eiser op het arrest L.H. dan ook niet slagen. Op de vraag of verweerder de afwijzing van deze (opvolgende) aanvraag van eiser van een voldoende motivering heeft voorzien, zal hierna (onder meer) worden ingegaan.
Documenten
7.2.
De staatssecretaris heeft, anders dan eiser meent, de door eiser overgelegde documenten kenbaar en voldoende betrokken bij de beoordeling van de aanvraag, mede in samenhang met de reeds eerder, bij de vorige asielprocedures, overgelegde documenten. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn overweging dat de akte van erkenning van 28 september 2020 niet is gebaseerd op objectief verifieerbare informatie, nu eiser en Juvenal elkaar al heel lang kennen en een band hebben met elkaar en eiser ook heeft verklaard dat [naam] deze verklaring heeft opgesteld om hem te helpen7. Ook heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat de verklaring is gebaseerd op vermoedens over dat eiser gevolgd zou worden door de politie en milities vanwege zijn belangrijke rol bij de demonstraties tegen het derde mandaat van president Pierre Nkurunziza, nu dit geenszins nader onderbouwd is. Daarnaast heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat de inhoud van deze verklaring niet overeenkomt met eisers verklaringen over (de aard van) zijn lidmaatschap van deze partij, nu daarin is vermeld dat eiser belangrijk zou zijn voor de partij, terwijl eiser zelf heeft verklaard heeft maar drie of vier keer geld te hebben gegeven aan de partij en verder geen activiteiten of betrokkenheid te hebben gehad en dat er een hele lijst met mensen is die geld doneren. De partij zou 1,5 miljoen leden hebben. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat dan niet valt in te zien dat eiser een belangrijk lid zou zijn. Eisers ter zitting naar voren gebrachte stelling dat hij wel degelijk een belangrijk lid is, omdat hij in 2015 veel telefonisch contact heeft gehad met mensen uit Burundi om ze te helpen bij de administratie en het meedoen aan een persconferentie heeft de staatssecretaris niet tot een ander oordeel hoeven leiden, nu dit niet nader onderbouwd is. Daar komt bij dat reeds in de hiervoor onder 2.4. vermelde uitspraak van 4 november 2019 is ingegaan op eisers aanwezigheid bij een Burundese bijeenkomst in Utrecht en dat dit nog niet maakt dat daarmee zijn politieke activiteiten of lidmaatschap aannemelijk zijn gemaakt. Dat staat in rechte vast. Bij het voorgaande heeft de staatssecretaris ook de datering van de akte van erkenning mogen tegenwerpen; het document is op 28 september 2020 opgesteld, met een stempel van 24 september 2020. Eiser heeft verklaard dat hij het document heeft ontvangen. [naam] zou zijn vergeten om een datum in te vullen, waarop eiser vervolgens zelf maar een datum heeft ingevuld op het document. De staatssecretaris heeft daarom aan deze verklaring, anders dan eiser stelt, niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten.
7.3.
Ten aanzien van de andere verklaring van [naam] (met een stempel van 24 september 2020) over wat eiser kan overkomen bij terugkeer heeft de staatssecretaris ook terecht overwogen dat dit document niet is gebaseerd op objectief verifieerbare informatie en dat de verklaring niet zozeer op eiser betrekking heeft, maar het een algemene verklaring is over wat er bij terugkeer naar Burundi zou kunnen gebeuren. Daarbij heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte meegewogen dat het door eiser gestelde lidmaatschap en daaruit voortvloeiende problemen nog immer ongeloofwaardig zijn. Ten aanzien van de legalisatie van de handtekening en de toelichting op de noodzaak om de getuigenis te valideren heeft verweerder terecht overwogen dat legalisatie niets zegt over de inhoudelijke juistheid van de verklaring en dat het voor de (bewijs)waarde van het document niets uitmaakt, nu reeds is vastgesteld dat [naam] niet kan worden gezien als een onafhankelijke, objectieve bron. De staatssecretaris heeft bovendien terecht gesteld dat onduidelijk is of [naam] daadwerkelijk de opsteller van de documenten is. De staatssecretaris heeft daarom ook aan deze verklaring, anders dan eiser stelt, niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten, evenals aan de overgelegde (kopieën) van de identiteitsdocumenten van [naam] en de verzendenveloppe.
7.4.
Anders dan eiser betoogt, is de rechtbank van strijd met de samenwerkingsverplichting niet gebleken. De onder 3. vermelde documenten heeft de staatssecretaris op echtheid laten onderzoeken door Bureau Documenten en de uitkomsten daarvan eiser niet tegengeworpen. De opmerkingen die hierover zijn gemaakt in de gronden van beroep, zal de rechtbank dan ook niet verder bespreken vanwege het ontbreken van relevantie voor de beoordeling; verweerder heeft immers (inhoudelijk) beoordeeld of de door eiser overgelegde stukken – of de authenticiteit daarvan nu wel of niet vaststaat – zouden moeten leiden tot de conclusie dat het gestelde lidmaatschap en de daaruit voortvloeiende problemen (alsnog) aannemelijk moeten worden geacht. De rechtbank kan eiser verder niet volgen in de stelling dat omdat een stuk authentiek moet worden geacht, er dus ook van de inhoudelijke juistheid van een dergelijk stuk moet worden uitgegaan. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat, na een inhoudelijke beoordeling, aan deze documenten niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan wenst toe te kennen. Dat eiser meerdere documenten heeft overgelegd, maakt niet dat de staatssecretaris de gestelde lidmaatschap en de gestelde problemen daardoor aannemelijk dient te achten, nu, zoals reeds hierboven is overwogen, de staatssecretaris heeft kunnen vinden dat van de inhoudelijke juistheid van wat erin die documenten naar voren wordt gebracht, niet zonder meer kan worden uitgegaan. Bovendien heeft eiser met zijn verklaringen zijn gestelde lidmaatschap ook in deze procedure niet aannemelijk kunnen maken. Verweerder heeft hem in dit kader niet ten onrechte tegengeworpen dat hij geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over wat het lidmaatschap van de partij voor hem betekent. Nu de rechtbank verweerder ook kan volgen in de overwegingen dat eiser ook verder bevreemdende verklaringen heeft afgelegd (zie blz. 5 van het voornemen), is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser nog steeds niet zijn lidmaatschap aannemelijk heeft gemaakt. Eisers verwijzing naar landeninformatie8 om te onderbouwen dat leden van oppositiepartijen in Burundi te vrezen hebben voor willekeurige arrestaties kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verweerder op te dragen om nader onderzoek te doen zoals is verzocht door eiser, bijvoorbeeld door het uitbrengen van een individueel ambtsbericht.
Fundamentele politieke overtuiging