ECLI:NL:RBDHA:2023:18766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.32819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 6 september 2023 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder, op 29 september 2021, een beroep ingesteld dat ongegrond werd verklaard. In het vervolgberoep verzocht eiser om schadevergoeding en stelde hij dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het sluiten van het vooronderzoek, zoals voorgeschreven in artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, was overschreden. Dit was geheel aan de rechtbank toe te rekenen, wat leidde tot de conclusie dat het recht van eiser op een spoedige beoordeling was geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring, die vanaf 24 oktober 2023 onrechtmatig was. Daarnaast werd eiser een schadevergoeding van €3.700,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en werden de proceskosten vastgesteld op €837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32819

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

v-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij uitspraak van 29 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde (eerste) beroep ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te
hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 september 2023 (NL23.28458 en NL23.28645) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 22 september 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank merkt ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 16 oktober 2023 ingediend. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 23 oktober 2023 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 30 november 2023 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
5. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen. De rechtbank gaat verder uit van een periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van geringe complexiteit. Ook deze termijn is overschreden en ook deze overschrijding is aan de rechtbank toe te rekenen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat zij meer dan een week nadat zij het vooronderzoek had moeten sluiten op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw uitspraak doet. Dit betekent dat eiser als gevolg van de termijnoverschrijding in zijn belangen is geschaad. De rechtbank concludeert dat het recht van eiser op een spoedige beoordeling door de rechter over de rechtmatigheid van zijn detentie, zoals neergelegd in artikel 5, vierde lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is geschonden.
6. De rechtbank is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring reeds om deze reden gegrond is. Hiermee is de maatregel vanaf 24 oktober 2023, zijnde de eerste dag volgend op de dag waarop het vooronderzoek had moeten worden gesloten, onrechtmatig. De rechtbank zal daarom de onmiddellijke opheffing van de maatregel bevelen.
7. Aangezien de te beoordelen periode in dit vervolgberoep betrekking heeft op het voortduren van de bewaring vanaf 22 september 2023, zal de rechtbank het beroep verder inhoudelijk beoordelen.
8. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging heeft aangevoerd, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring op te heffen. Dat eiser stelt kinderen te hebben die in Italië verblijven, is immers al bij het opleggen van de maatregel en de beoordeling daarvan in het eerste beroep betrokken. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van bijzondere of klemmende individuele omstandigheden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Ook ambtshalve is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel tussen 22 september 2023 en 24 oktober 2023 onrechtmatig heeft voortgeduurd.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 37 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 37 x € 100 (verblijf detentiecentrum) = € 3.700,-.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- ( met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van €3.700,- (drieduizendzevenhonderd euro) en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,- (zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.