ECLI:NL:RBDHA:2023:18754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.34775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele gerichtheid en andere relevante elementen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 28 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris op 27 oktober 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gedaan. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn seksuele gerichtheid niet terug kan keren naar Nigeria en dat hij problemen heeft met de cultgroep Vikings en mensenhandelaren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig acht. Eiser heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens over zijn geaardheid, en zijn verklaringen zijn tegenstrijdig. De rechtbank stelt vast dat eiser niet consistent is in zijn verklaringen over de repressie die hij heeft ervaren en dat hij geen verklaring heeft gegeven voor de tegenstrijdigheden in zijn verhaal.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser Nederland moet verlaten en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34775

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 28 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De aanvraag heeft de verlengde procedure doorgelopen met een aanmeldgehoor en een aanvullend gehoor. De staatssecretaris heeft – voor zover van belang – met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en hij heeft aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was daarbij aanwezig. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend omdat hij stelt vanwege zijn seksuele gerichtheid niet terug te kunnen keren naar Nigeria. Verder heeft eiser verklaard problemen te hebben met de cultgroep Vikings, waarvan hij eerder lid is geweest. Ten slotte heeft eiser verklaard te vrezen voor de mensenhandelaren aan wie hij nog geld verschuldigd zou zijn.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Seksuele gerichtheid;
3. Lidmaatschap van Vikings en de daaruit voortvloeiende problemen;
4. Problemen met mensenhandelaren.
De staatssecretaris acht het eerste relevante element geloofwaardig, maar de overige relevante elementen worden door de staatssecretaris niet geloofd. De staatssecretaris heeft in dit verband overwogen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke gedachtes en gevoelens omtrent zijn geaardheid. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser zijn gestelde relatie met [naam 2] niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij geen inzicht heeft kunnen geven in hoe die relatie zich ontwikkelende van een vriendschapsrelatie tot een romantische. Ook heeft de staatssecretaris aan eiser tegengeworpen dat hij vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over de repressie die hij heeft ervaren vangwege zijn homoseksualiteit en dat de verklaringen die hij in het nader gehoor heeft afgelegd over zijn relaties en ontmoetingen met mannen en vrouwen in Europa tegenstrijdig zijn met andere verklaringen in het dossier. Omdat eiser bovendien niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was, heeft de staatssecretaris de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep niet langer het standpunt van de staatssecretaris ten aanzien van het 3e en 4e relevante element betwist. In beroep heeft eiser alleen gronden aangevoerd gericht tegen het oordeel van de staatssecretaris met betrekking tot eisers gestelde homoseksuele gerichtheid. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij van oordeel is dat de staatssecretaris niet ten onrechte de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig acht.
Heeft de staatssecretaris het referentiekader van eiser en het advies van Medifirst voldoende bij zijn beoordeling betrokken?
7. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. Anders dan eiser in beroep stelt, heeft de staatssecretaris in het voornemen expliciet genoemd dat bij de beoordeling van de door eiser gestelde homoseksuele gerichtheid rekening is gehouden met het feit dat eiser moeilijk over zijn gevoelens zou kunnen praten en een introvert karakter heeft. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat – ondanks dit referentiekader – van eiser verwacht mag worden dat hij meer kan vertellen over zijn persoonlijke gedachtes en gevoelens omtrent zijn geaardheid. Voor zover eiser heeft willen betogen dat de staatssecretaris geen rekening zou hebben gehouden met het feit dat hij alleen de lagere school heeft afgemaakt en dat dit gegeven ook onderdeel uitmaakt van zijn referentiekader, heeft eiser niet concreet gemaakt in hoeverre die omstandigheid hem heeft belet in zijn mogelijkheden om over zijn gevoelens en persoonlijke gedachten omtrent zijn geaardheid te praten. De rechtbank overweegt verder dat uit het verslag van het nader gehoor van 31 mei 2023 blijkt dat het gehoor heeft plaatsgevonden op vier verschillende momenten [2] en dat tijdens deze gehoren, zoals ook door Medifirst [3] is geadviseerd, regelmatig pauzes zijn gehouden. Verder blijkt daaruit dat de hoormedewerker heeft getracht om eiser op zijn gemak te stellen, dat er korte en gerichte vragen zijn gesteld en dat - daar waar nodig - die vragen ook op een andere manier zijn gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris hiermee uit juiste wijze uitvoering gegeven aan de adviezen van de arts van Medifirst. Verder blijkt uit het verslag van het nader gehoor niet van problemen bij het gehoor en zijn er ook in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor geen opmerkingen gemaakt over een gebrek aan pauzes of anderszins. Ook in de gronden van beroep is niet concreet aangegeven in hoeverre onvoldoende rekening zou zijn gehouden met de het advies van Medifirst. Om die reden slaagt deze beroepsgrond niet.
7.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de omstandigheid dat eiser een introvert karakter zou hebben en moeilijk over zijn gevoelens zou kunnen praten, onverlet laat dat van eiser mag worden verwacht dat hij consistent is in zijn verklaringen. De staatssecretaris heeft in dat verband terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over mogelijke problemen van de zijde van de politie. Enerzijds heeft eiser namelijk verklaard dat door de politie zou zijn opgepakt nadat hij was betrapt met [naam 2] , maar anderzijds heeft eiser ook verklaard geen problemen te hebben ondervonden van de autoriteiten. Verder heeft de staatssecretaris niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat eiser geen verklaring heeft gegeven waarom de politie – ondanks hun bekendheid met eisers gestelde homoseksuele gerichtheid – hem een week de tijd zou hebben gegeven om het land te verlaten. De rechtbank stelt verder vast dat eiser in beroep niet heeft betwist hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over wie hem en [naam 2] in de bosjes zou hebben betrapt, dat hij vaag is gebleven over wie daarvan videobeelden zou hebben gemaakt en wat daarmee zou zijn gebeurd en dat hij tevens tegenstrijdig heeft verklaard over het feit of hij wel of geen seksuele/romantische relaties met vrouwen heeft gehad. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris eisers gestelde homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk hoeven vinden. Om die reden heeft de staatssecretaris het aanbod van eiser om aanvullend te worden gehoord over de verschillende relaties die hij in Europa zou zijn aangegaan met mannen, kunnen afwijzen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij Nederland moet verlaten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.34776
2.17 mei 2022, 9 februari 2023, 27 februari 2023 en 30 mei 2023
3.Advies van Medifirst van 26 januari 2023