Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.Het geschil
- € 10.337,- aan aflossingen op de hypothecaire geldlening tot en met januari 2023;
- € 25.906,- aan rente over de hypothecaire geldlening tot en met januari 2023;
- naar de rechtbank begrijpt: de helft van de rente en aflossingen ter zake van de hypothecaire geldlening vanaf 1 februari 2023 tot de datum van verdeling;
3.De beoordeling
auditfiles.
vóór 1 januari 2024(het deel van) de administratie van [Bedrijf 4] en [Bedrijf 3] waarover zij eventueel beschikken aan elkaar moeten verstrekken. Verder zal de rechtbank bepalen dat de vrouw (het deel van) de administratie van [Bedrijf 1] waarover zij eventueel beschikt
vóór 1 januari 2024aan de man dient te verstrekken. In alle gevallen gaat het niet alleen om de administratie over de periode 1 januari 2018 tot en met 22 januari 2020, maar om alle administratie (dus ook van voorgaande jaren of latere jaren). De rechtbank gaat ervan uit dat beide partijen hieraan zullen voldoen, omdat dit nodig is om uiteindelijk het door beiden gewenste einde aan deze procedures te bereiken en te kunnen beschikken over het aan hen toekomende vermogen. Mocht één van partijen hieraan niet voldoen, dan zal de rechtbank de conclusie trekken die haar geraden voorkomt.
uiterlijk op 27 maart 2024in het geding te brengen:
- de jaarrekeningen over 2018 en 2019 van [Bedrijf 4] en [Bedrijf 3] , zo mogelijk nadat deze zijn vastgesteld door de vergadering van aandeelhouders;
- een overzicht van de transacties in [Bedrijf 4] en [Bedrijf 3] in de periode 1 januari 2020 tot 22 januari 2020, voorzien van alle bankafschriften over die periode en eventuele andere schriftelijke bewijsstukken.
uiterlijk op 26 juni 2024in het geding te brengen:
- de jaarrekeningen over 2018 en 2019 van [Bedrijf 1] , zo mogelijk nadat deze zijn vastgesteld door de vergadering van aandeelhouders;
- een overzicht van de transacties in [Bedrijf 1] in de periode 1 januari 2020 tot 22 januari 2020, voorzien van alle bankafschriften over die periode en eventuele andere schriftelijke bewijsstukken.
uiterlijk op 26 juni 2024in het geding te brengen:
- de jaarrekeningen over 2018 en 2019 van [Bedrijf 2] , zo mogelijk nadat deze zijn vastgesteld door de vergadering van aandeelhouders;
- een overzicht van de transacties in [Bedrijf 2] in de periode 1 januari 2020 tot 22 januari 2020, voorzien van alle bankafschriften over die periode en eventuele andere schriftelijke bewijsstukken.
uiterlijk op 7 augustus 2024schriftelijk te reageren op de overgelegde stukken (ook op de hierna te noemen stukken die in het geding moeten worden gebracht) en zich daarbij uit te laten over de door hen gewenste voortgang van de procedure (mondelinge behandeling of vonnis).
uiterlijk op 7 augustus 2024uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen.
op 27 maart 2024het taxatierapport in het geding te brengen.
4.De beslissing
27 maart 2024voor het nemen van de in 3.44 en 3.50 genoemde aktes;
26 juni 2024voor het nemen van de in 3.45 en 3.46 genoemde aktes;
7 augustus 2024voor het nemen van de in 3.47 en 3.48 genoemde akte, inclusief hetgeen is overwogen in 3.51, 3.54 en 3.57;
3086