Op 31 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van Nedprom II B.V. afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. H.J. Vetter, de rechter in een kort geding tussen Nedprom II B.V. en Vetus Manus Participaties B.V. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat deze de verzoeken om een nieuwe datum voor de behandeling van de hoofdzaak had afgewezen en niet had gereageerd op een verzoek om deze beslissing te herzien. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. In dit geval was er geen sprake van dergelijke aanwijzingen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. De beslissing van de rechter om het verzoek om verplaatsing van de zitting af te wijzen, werd als een procedurele beslissing beschouwd, waartegen geen hoger beroep openstaat. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar was en dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.