ECLI:NL:RBDHA:2023:18728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/09/655863/KG RK 23-1364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek op basis van procedurele beslissingen zonder aanwijzingen van vooringenomenheid

Op 31 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van Nedprom II B.V. afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. H.J. Vetter, de rechter in een kort geding tussen Nedprom II B.V. en Vetus Manus Participaties B.V. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat deze de verzoeken om een nieuwe datum voor de behandeling van de hoofdzaak had afgewezen en niet had gereageerd op een verzoek om deze beslissing te herzien. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. In dit geval was er geen sprake van dergelijke aanwijzingen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. De beslissing van de rechter om het verzoek om verplaatsing van de zitting af te wijzen, werd als een procedurele beslissing beschouwd, waartegen geen hoger beroep openstaat. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar was en dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/104
zaak- /rekestnummer: C/09/655863 / KG RK 23-1364
Beslissing van 31 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Nedprom II B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. H.J. Vetter,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 oktober 2023.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/654448 / KG ZA 23-824 tussen verzoekster en Vetus Manus Participaties B.V. (hierna: de hoofdzaak). Het betreft een procedure in kort geding.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, samengevat, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Zij wraakt de rechter omdat de behandeling van de hoofdzaak, in het bijzonder de beslissingen op de verzoeken in de brieven van 10 en 23 oktober 2023, aanleiding geeft om te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is. De rechter heeft het verzoek in de brief van 10 oktober 2023 tot het bepalen van een nieuwe datum afgewezen en heeft op het verzoek in de brief van 23 oktober 2023 om deze beslissing te herzien in zijn geheel niet gereageerd. De beslissingen van de rechter komen er in essentie op neer, dat hij al hetgeen de wederpartij heeft gesteld, waarvan verzoekster heeft gesteld dat zulks onjuist of onwaar is, als juist aanvaardt, en tegelijkertijd hetgeen verzoekster heeft aangevoerd als onjuist of onwaar van de hand heeft gewezen, aldus verzoekster.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Naar de wrakingskamer uit het wrakingsverzoek begrijpt is verzoekster van mening dat de rechter vooringenomen is omdat haar verzoek om een nieuwe datum te bepalen voor de behandeling van het kort geding niet is gehonoreerd en op haar verzoek om deze beslissing te herzien niet door de rechter is gereageerd.
3.3.
Zowel de beslissing over het verplaatsen van de datum voor de behandeling van het kort geding als de beslissing om een verzoek te herzien zijn procedurele beslissingen waartegen geen hoger beroep open staat. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Voor wat betreft de motivering geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet aan de orde. In de e-mail van 13 oktober 2023 waarin het verzoek tot verplaatsing is afgewezen staat immers enkel het volgende:
“Namens de voorzieningenrechter deel ik u mede dat het verzoek om verplaatsing van gedaagde partij wordt afgewezen. De zaak zal worden behandeld op 27 oktober aanstaande om 10:00 uur.”Nu een motivering van de beslissing om het verzoek van verzoekster af te wijzen in deze e-mail ontbreekt, kan deze ook geen grond voor wraking vormen. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.4.
Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.