ECLI:NL:RBDHA:2023:18722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.9085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van een Iraanse biseksuele man

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Iraanse man die stelt biseksueel te zijn, heeft zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend na problemen in Iran vanwege zijn seksuele geaardheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn biseksualiteit en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 augustus 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan en eiser in de gelegenheid heeft gesteld om zijn verklaringen te verduidelijken. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.9085
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C. Chen),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J. van Raak).

Inleiding

1. Met het besluit van 2 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen G. Mohammadi.

Asielrelaas

5. Eiser stelt dat hij de Iraanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1988.
6. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft ondervonden in Iran vanwege zijn biseksuele geaardheid. Hij voert aan dat hij door de vader van zijn toenmalige vriend is betrapt tijdens een afspraak met deze vriend. Biseksualiteit wordt door de islam afgewezen. In relatie hiermee, en vanwege andere vormen van onderdrukking in Iran, kon eiser zich steeds minder goed vinden in de Islamitische regels. Hierdoor heeft eiser zich van de islam afgewend. Eiser vreest voor de vader en de familie van zijn toenmalige vriend, omdat de vader is verbonden met de Sepah met als gevolg dat hij gevaar loopt in Iran.
7. Verweerder gaat uit van vier relevante elementen in eisers asielrelaas. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst (1), zijn biseksuele gerichtheid (2), de door hem beschreven betrapping en problemen (3) en de afvalligheid (4).
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Eisers verklaringen over zijn biseksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder stelt zich over de afvalligheid op het standpunt dat niet geloofwaardig is dat eiser een diepgewortelde religieuze overtuiging heeft zodat van hem mag worden verwacht dat hij zich terughoudend opstelt met het uiten van zijn opvattingen over religie.
Uit het geloofwaardig geachte element volgt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico loopt op ernstige schade als omschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden
8. Eiser voert primair aan dat verweerder zijn seksuele gerichtheid en daarmee zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Subsidiair voert eiser aan dat verweerder in strijd met de samenwerkingsplicht van artikel 4 van richtlijn 2004/83/EG (de Definitierichtlijn) heeft gehandeld.

Beoordeling

Samenwerkingsplicht
9. De rechtbank zal hierna als eerste beoordelen of verweerder de samenwerkingsplicht heeft geschonden.
10. Eiser voert aan dat verweerder nader onderzoek had moeten doen en hem opnieuw had moeten horen als verweerder zijn antwoorden onvoldoende acht, of als verweerder van mening is dat hij over bepaalde onderwerpen wisselend of oppervlakkig heeft verklaard.
Toetsingskader
11. Volgens artikel 4, eerste lid, Definitierichtlijn mogen de lidstaten van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van zijn verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. De lidstaat heeft tot taak om de relevante elementen van het verzoek in samenwerking met de verzoeker te beoordelen.
12. Verweerder heeft eiser in staat gesteld om correcties en aanvullingen in te dienen die zien op het aanmeldgehoor. Eiser is in de gelegenheid gesteld om in het nader gehoor van 2 juni 2022 over zijn asielmotieven te verklaren. In dit gehoor heeft verweerder eiser uitgebreid bevraagd op de verschillende relevante thema’s. Vervolgens heeft verweerder nog een aanvullend gehoor afgenomen op 8 november 2022. In het voornemen is verweerder gemotiveerd op de verslagen van de gehoren ingegaan. Eiser is in staat gesteld om in een zienswijze te reageren op het voornemen. Gezien het voorgaande heeft verweerder voldoende actief samengewerkt met eiser. De beroepsgrond slaagt niet.

Asielrelaas en seksuele gerichtheid

13. Eiser voert aan dat zijn asielrelaas betreffende zijn seksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden.
Toetsingskader
14. Verweerder beoordeelt de gestelde seksuele geaardheid aan de hand van Werkinstructie 2019/17. Bij de beoordeling ligt het zwaartepunt bij de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe de ervaringen van de vreemdeling in het algemene beeld passen. Dit geldt te meer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het zijn van lhbti maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is gesteld. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd.
Referentiekader
15. Gezien het referentiekader van eiser, oordeelt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte heeft beslist dat van eiser een duidelijker en meer specifiek relaas mocht worden verwacht. Eiser is immers universitair geschoold en heeft 21 jaar in Iran gewoond waar biseksualiteit niet wordt getolereerd. Ook heeft eiser verklaard dat hij in Iran misschien met meer dan 20 vrouwen een relatie heeft gehad en met ongeveer 20 mannen een relatie heeft gehad en soms meerdere relaties tegelijkertijd had.1
Verwachte diepgang bij de verklaringen over de ontdekking van de seksuele gerichtheid
16. De rechtbank stelt vast dat verweerder erkent dat sprake is geweest van twee verschillende momenten, namelijk het moment waarop eiser zich realiseerde dat hij homoseksueel was en het moment waarop hij zich realiseerde dat hij ook op vrouwen viel en dus biseksueel was. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser in de gehoren zijn gevoelens niet heeft gelinkt aan deze twee fasen. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer hij deze gevoelens wilde onderdrukken en wanneer hij deze accepteerde. Zo heeft eiser verklaard dat hij zijn geaardheid met een aantal vrienden heeft besproken en anderzijds dat hij er niemand achter liet komen en het altijd voor zichzelf hield.2 Ook heeft eiser wisselend verklaard over de periode waarin hij zijn gevoelens onderdrukte. Enerzijds stelt hij dat dit gebeurde tijdens zijn relatie met mevrouw [A] (eiser was op dat moment ruim 20 jaar oud), anderzijds heeft eiser, in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, aangevoerd dat hij tussen zijn 16de en 18de jaar zijn gevoelens heeft onderdrukt en pas daarna zijn geaardheid heeft geaccepteerd. Ook heeft verweerder eisers verklaringen over de gestelde relaties oppervlakkig mogen vinden. Hij verklaart immers oppervlakkig over zijn persoonlijke beleving van die relaties. Eiser noemt [B] als zijn belangrijkste relatie, maar beperkt zich als hem wordt gevraagd naar gevoelens tot de verklaring dat hij zich rustig en veilig voelde en dat zij spraken over
1. Blz. 40 rapport nader gehoor.
2 Blz 9 en 11 rapport nader gehoor.
jongens en films.3 Over de tweejarige relatie die eiser met [C] heeft gehad, heeft hij op de vraag wat zij samen deden enkel geantwoord dat zij computerspelletjes speelden.4 Over [D] heeft eiser verklaard dat hij met hem ongeveer twee of drie jaar een relatie heeft gehad en dat dit zijn langste relatie met een man was. Over deze relatie heeft eiser enkel verklaard dat [D] en wijkgenoot en vriend van hem was, dat zij seks hadden en niet zoveel bij elkaar waren en dat eiser niet een sterk liefdesgevoel bij [D] had. 5 Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij opmerkelijke en algemene verklaringen heeft afgelegd over zijn relatie met [E] . Eiser heeft verklaard dat de vader van [E] was betrokken bij de Sepah en dat hij naar het huis van [E] ging als zijn vader en familie niet thuis waren. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij niet begrijpt waarom eiser dit risico zou nemen terwijl eiser ook heeft verklaard dat er in Iran ook alternatieve plekken zijn waar homoseksuelen elkaar kunnen ontmoeten.6
Verweerder heeft eiser dan ook niet ten onrechte tegengeworpen dat hij geen inzicht heeft gegeven in zijn authentieke persoonlijke verhaal. Ook heeft verweerder niet ten onrechte gewezen op eisers oppervlakkige verklaringen over zijn gevoelens en ervaringen, wat het voor hem heeft betekend dat zijn seksuele gerichtheid in zijn land van herkomst is verboden en op welke de manier dit hem persoonlijk heeft beïnvloed. Eiser leefde in een islamitisch gezin en islamitische maatschappij, maar heeft niet duidelijk verklaard over hoe dit hem heeft beïnvloed en hoe hij zich hiertoe verhield.7
17. Gelet op de voorgaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat verweerder het standpunt omtrent de seksuele gerichtheid van eiser voldoende en deugdelijk heeft gemotiveerd en niet ten onrechte de gestelde biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgronden slagen niet.

De door eiser beschreven betrapping en problemen

18. Verweerder heeft zoals hiervoor onder 13 tot en met 17 overwogen niet ten onrechte de gestelde biseksuele gerichtheid van eiser niet ongeloofwaardig geacht. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van deze beroepsgrond.

Afvalligheid

19. Eiser heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat hij geen beroepsgronden heeft aangevoerd over de afvalligheid. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om dit relevant geachte element te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

20. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op ernstige schade. Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
3 Bl. 13 en 28 rapport nader gehoor.
4 Blz. 27 rapport nader gehoor.
5 Blz. 39 rapport nader gehoor.
6 Blz. 7 en 2 rapport nader gehoor.
7 Blz. 11 rapport nader gehoor.
21. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.