RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
geboren op [geboortedatum] ,
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 14 oktober 2020 in de verlengde asielprocedure. Eiser heeft op 14 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 maart 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Totstandkoming van het besluit
Asielrelaas
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2012 door een ongeluk tijdens het voetballen op school bewusteloos raakte, twee tanden is verloren en zijn onderlip ook beschadigd is geraakt. Daarna is eiser vanwege zijn gebit jarenlang gepest en lastiggevallen. Eiser heeft daarvan veel last ondervonden en voelde zich door het pesten eenzaam. Na fysieke aanvallen en een aanvaring met een jongen op de compound in 2014, waarbij die jongen eiser met een lepel op zijn oog sloeg, heeft eiser besloten om Gambia, één week na dit incident, te verlaten. Eiser vreest bij terugkeer naar Gambia wederom gepest te zullen worden vanwege zijn gebit omdat de problemen met zijn gebit nog steeds niet verholpen zijn.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- jarenlange geestelijke en mentale pesterijen.
Besluitvorming
3.1.
De relevante elementen zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Dit is echter volgens verweerder niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico op ernstige schade loopt aangezien eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Gambia, bij terugkeer, opnieuw gepest zal worden en niet aannemelijk is gemaakt dat de Gambiaanse autoriteiten eiser, bij eventueel zich voordoende problemen, niet willen of kunnen beschermen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vluchtelingschap
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser niet te herleiden zijn tot één van de gronden zoals genoemd in het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft geen gemotiveerde betwisting hiervan gezien door eiser.
6. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en voldoende gemotiveerd heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade. Daartoe heeft verweerder van belang mogen vinden dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tegen de wel geloofwaardig geachte jarenlange geestelijke en mentale pesterijen geen bescherming zou kunnen krijgen van de Gambiaanse autoriteiten. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij nooit naar de lokale autoriteiten is gegaan om melding te maken van de incidenten omdat hij dacht dat hij, vanwege zijn jonge leeftijd op dat moment, niet serieus zou worden genomen of niet zou worden geholpen1. Verweerder stelt terecht dat dit niet geconcretiseerde aannames zijn. De enkele stelling dat eiser geen bescherming hoeft te verwachten, is onvoldoende voor een ander oordeel. De beroepsgrond kan niet slagen.
Medische/psychische klachten
7. Eisers stelling dat hij medische klachten heeft aan zijn en/of psychische klachten waarvoor in Gambia behandeling is vereist en geen adequate medische zorg voorhanden is om eiser te helpen, kan eveneens niet slagen. Verweerder stelt terecht dat dit op geen enkele wijze nader is onderbouwd. Overigens kan uit eisers verklaringen worden opgemaakt dat hij in Gambia medische zorg heeft ontvangen na het ongeluk waardoor hij tanden kwijt is geraakt.2 Voorzover eiser een beroep heeft willen doen op uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw, is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat hij daarvoor niet in aanmerking komt, nu eiser geen medische stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn klachten. Ook ter zitting is niet gebleken dat eiser momenteel onder behandeling staat voor zijn klachten.
Conclusie en gevolgen
8. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over het hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.