Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoeker.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.A. Pieters, heeft een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek uit Nederland, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De afwijzing van de aanvraag vond plaats met een besluit op 13 december 2022, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij het bestreden besluit van 12 mei 2023 gehandhaafd. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij ook een tolk, S. Andresian, aanwezig was. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet in staat is het griffierecht te betalen, waarop de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet over voldoende middelen beschikt. Hierdoor is verzoeker vrijgesteld van het betalen van griffierecht.
Echter, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op 27 november 2023 in een ander beroep (zaaknummer NL23.16705), is de voorzieningenrechter van mening dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, vastgesteld op € 837,-, omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 november 2023, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.