ECLI:NL:RBDHA:2023:18663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.1133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om schadevergoeding in asielzaak

In deze zaak heeft eiser op 8 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 september 2020. De rechtbank heeft bij uitspraak van 6 juli 2022, met kenmerk NL22.3971, verweerder opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen op de asielaanvraag. Op 31 maart 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter het beroep gehandhaafd om te onderzoeken of verweerder onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding van € 7.500, stellende dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door niet tijdig te beslissen. De rechtbank stelt vast dat eiser pas in beroep om schadevergoeding heeft verzocht, zonder aan te tonen dat het redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd om eerst verweerder om schadevergoeding te vragen. Dit verzoek wordt daarom ook niet-ontvankelijk verklaard.

Echter, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1133

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 8 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 september 2020. Bij uitspraak van 6 juli 2022 met kenmerk NL22.3971 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit te nemen op eisers asielaanvraag.
Eiser heeft op 13 januari 2023 wederom beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 31 maart 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op de vraag of verweerder ten opzichte van eiser onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Niet tijdig beslissen
1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Verzoek om schadevergoeding
2. Eiser verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 8:88, eerste lid, onder c dan wel onder d van de Awb te bepalen dat verweerder tegenover eiser onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is. Eiser verzoekt om een schadevergoeding ter hoogte van € 7.500. Eiser stelt hiertoe dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is omdat hij heeft nagelaten gevolg te geven aan de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 6 juli 2022. Eiser zoekt voor de hoogte van de schadevergoeding aansluiting bij het beleid wat door de LOVB [2] is vastgesteld op 25 maart 2020 ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht.
3. Op grond van artikel 8:88 van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot een schadevergoeding. Op grond van artikel 8:90, eerste lid, van de Awb dient een verzoek om schadevergoeding schriftelijk te worden ingediend bij de bestuursrechter. Op grond van het tweede lid van dit artikel dient de belanghebbende ten minste acht weken voor het indienen van het schadevergoedingsverzoek bij de bestuursrechter het betrokken bestuursorgaan schriftelijk om schadevergoeding te vragen, tenzij dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser pas in beroep een verzoek heeft gedaan om schadevergoeding. Niet is gebleken van omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat van eiser redelijkerwijs niet verwacht kan worden verweerder eerst om schadevergoeding te vragen. Gelet hierop zal eisers verzoek om een schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
5. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht.